Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6681, 200.106.352-01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6681, 200.106.352-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 september 2013
Datum publicatie
11 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6681
Zaaknummer
200.106.352-01

Inhoudsindicatie

Loonvordering na twee jaar ziekte gaat volgens het hof in feite over de vraag of de werkgever aan de re-integratieverplichting heeft voldaan.

Werknemer heeft geen op grond van artikel 7:658b BW eerste lid verplicht deskundigenrapport van het UWV overgelegd. De werkgever heeft het UWV wel ingeschakeld maar werknemer heeft hieraan niet willen meewerken. Het UWV is het verder eens met de werkgever. Het hof houdt voor dat de werkgever zich van re-integratieverplichting heeft gekweten ook voor wat betreft de omvang van de passende werkzaamheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.106.352/01

(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 356535\ CV EXPL 11-2379)

arrest van de eerste kamer van 3 september 2013

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. N.E. van Uitert, kantoorhoudend te Drachten,

tegen

PostNL Productie B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: PostNL,

advocaat: mr. M.F.H.M. van Haastert, kantoorhoudend te Zwolle.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 juli 2012 hier over.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Op 23 augustus 2012 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, die niet tot een schikking heeft geleid.

1.2

[appellant] heeft op 23 oktober 2012 een memorie van grieven genomen, met producties.

1.3

PostNL heeft op 12 februari 2013 een memorie van antwoord genomen;

1.4

Vervolgens heeft [appellant] op 9 april 2013 een akte overlegging producties, tevens houdende vermindering van eis genomen, en PostNL op 7 mei 2013 een antwoordakte.

1.5

Vervolgens zijn de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2 Ten aanzien van de feiten

Tegen de uitgebreide weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.19 van het vonnis van 14 december 2011 zijn geen grieven vastgesteld. Het hof zal dan ook van deze feiten uitgaan.

Samengevat gaat het in deze procedure om het volgende.

2.1

[appellant], geboren [in 1948], is sinds 15 augustus 1990 in dienst van PostNL, (althans haar rechtsvoorgangsters die in het navolgende allemaal als PostNL worden aangeduid). Totdat hij tijdens het bezorgen van post op de fiets door een auto werd aangereden op 2 november 2006, werkte hij als postbode.

2.2

Na het ongeluk is [appellant] gedeeltelijk in zijn eigen arbeid gere-integreerd.

De bedrijfsarts heeft op 25 oktober 2007 gerapporteerd dat [appellant] voor 100% arbeidsgeschikt is voor passend werk met ingang van 29 oktober 2007. Wel is hij beperkt ten aanzien van de rechtervoet en kan hij niet lopen, staan, zitten met dat been naar beneden, voor autorijden en fietsen en kan hij het gewone werk van postbode niet langer verrichten.

Sedert 29 oktober 2007 verricht [appellant] aangepast werk, dat bestaat uit het verwerken van de post uit de postbussen en het sorteren en "instraten" van door anderen te bezorgen post.

2.3

De arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] van ArboNed heeft op 18 januari 2008 gerapporteerd dat [appellant] niet langer geschikt is voor zijn eigen werk en dat dat werk ook niet passend is te maken, maar dat hij wel geschikt is voor ander werk bij PostNL, dan wel ander werk op de arbeidsmarkt. Op verzoek van PostNL heeft UWV op 9 april 2008 een deskundigenoordeel uitgebracht over de passendheid van de, hiervoor onder 2.2. omschreven, aangeboden deeltaken. UWV meldt dat [appellant] vanaf eind oktober 2007 aangepast eigen werk gedurende gemiddeld 34 uur per week verricht en dat er op zich geen verschil van inzicht bestaat of dit werk als passend kan worden aangemerkt. Verder kon UWV geen antwoorden geven omdat [appellant] heeft geweigerd mee te werken aan een werkplekonderzoek.

2.4

Op 21 augustus 2008 heeft PostNL aan [appellant] bericht dat hij blijvend arbeidsongeschikt is voor zijn eigen functie en dat de medische beperkingen van dien aard zijn dat binnen de vestiging Drachten geen passende werkzaamheden voorhanden zijn voor de volledige contractsomvang van 37 uur per week.

PostNL schat de omvang van de uit te voeren werkzaamheden in op 21 uur per week. [appellant] doet er (veel) langer over.

2.5

Op verzoek van PostNL heeft [arbeidsdeskundige], voornoemd, op 6 oktober 2008 een onderzoek naar de passendheid van deze werkzaamheden ingesteld en bericht dat de werkzaamheden "op het randje van passend" zijn, met een lichte overschrijding op het aspect staan bij het instraten, waardoor [appellant] ongeveer een kwartier tot een half uur vertraging oploopt.

2.6

[appellant] ontvangt geen Wia-uitkering, omdat zijn theoretisch loonverlies daarvoor niet groot genoeg is.

2.7

Op 10 december 2008 heeft PostNL [appellant] bericht dat met ingang van die datum hij nog maar salaris voor 21 uur uitbetaald krijgt en dat hij voor de overige uren een werkloosheidsuitkering kan aanvragen. Vanaf dat moment heeft PostNL [appellant] naar 21 uur per week uitbetaald. Feitelijk is [appellant] nog meer gekort, naar aanleiding van de procedure heeft PostNL in november 2011 € 6.840,45 bruto nabetaald.

2.8

PostNL heeft op 23 maart 2009 een verzoekschrift tot gedeeltelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Dit verzoek is op 11 juni 2009 afgewezen omdat dit volgens de kantonrechter niet de juiste weg was voor de oplossing van het conflict tussen partijen.

2.9

[appellant] is in 2010 en 2011 feitelijk meer dan 21 uur op het werk aanwezig geweest. In 2010 heeft hij enige tijd, naast de onder 2.2 weergegeven werkzaamheden, ook aangetekende post bezorgd.

2.10

[appellant] is van mei tot november 2009 en van 27 januari 2011 tot en met 29 mei 2011 volledig arbeidsongeschikt geweest. Over die perioden heeft PostNL hem per saldo (na de onder 2.7 bedoelde nabetaling) geen loon uitbetaald.

3 De beslissing van de kantonrechter en de aanduiding van de grieven

3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg aanvulling van het hem uitbetaalde loon c.a. tot dat behorend bij 37 uur per week gevorderd, vanaf december 2008 tot het einde van de dienstbetrekking, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, wettelijke rente en incassokosten.

3.2

De kantonrechter heeft, onder verwijzing naar HR 30 september 2011, LJN BQ8134, overwogen dat partijen verdeeld zijn over de passende arbeid, niet zozeer de aard als wel de omvang daarvan. Door deze verdeeldheid is de passende arbeid niet de bedongen arbeid geworden, althans is eerst na drie jaar de passende arbeid, voor het niet betwiste deel van 21 uur, de bedongen arbeid geworden. Dit oordeel wordt aangevallen in de grieven I en III. Dit betekent volgens de kantonrechter dat in de periode voor december 2011 [appellant] geen recht meer had op betaling van loon bij ziekte, omdat de maximale periode van 104 weken van artikel 7:629 BW reeds was verstreken. Dit oordeel wordt aangevallen in grief II.

3.3

Voorts overweegt de kantonrechter dat [appellant] geen recht heeft op loon over meer dan 21 uur per week, omdat uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat [appellant] 21 uur productieve arbeid kan verrichten, terwijl [appellant] geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij voor 37 uur per week loonvormende arbeid kan verrichten. Dit oordeel wordt aangevallen in grief IV.

3.4

Grief V heeft een ten opzichte van grief IV subsidiair karakter. Daarin wordt betoogd dat [appellant] in ieder geval over de gewerkte uren moet worden uitbetaald, terwijl grief VI klaagt over het verwerpen van een bewijsaanbod.

4 De beoordeling van de grieven

5 De uitspraak