Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5757, 200.125.858

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5757, 200.125.858

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 augustus 2013
Datum publicatie
24 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:5757
Zaaknummer
200.125.858

Inhoudsindicatie

Verzoek biologische vader tot beëindiging (voorlopige) ondertoezichtstelling; rechtsmacht Nederlandse rechter.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.125.858

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht

C/16/335224, C/16/335846)

beschikking van de familiekamer van 1 augustus 2013

inzake

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. N.A. de Kock te Utrecht,

en

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Utrecht,

verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de raad,

en

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,

gevestigd te Amsterdam,

verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de stichting,

en

[belanghebbende],

zonder bekende woon- of verblijfplaats, verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. K.J. ter Wisch-de Nijs te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 januari 2013, 17 januari 2013 en 4 april 2013, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift, ingekomen op 5 april 2013;

- een brief van mr. De Kock van 24 april 2013 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;

- een brief van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht van 14 mei 2013, ingekomen op

15 mei 2013 met daarin de mededeling dat zij geen verweerschrift zal indienen en ook niet ter zitting zal verschijnen;

- een brief van mr. De Kock van 29 mei 2013 met als bijlagen de processen-verbaal van de zittingen bij de rechtbank op 17 januari 2013 en 4 april 2013, ingekomen op dezelfde datum;

- het verweerschrift van de raad, ingekomen op 29 mei 2013.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 4 juni 2013 plaatsgevonden. Tijdens die mondelinge behandeling is tevens het hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de rechtbank van 7 januari 2013 en 17 januari 2013 behandeld (zaaknummer 200.124.714). De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld door L.D. de Groot-Topalova, tolk in de Bulgaarse taal. Namens de raad is E.C.M. van der Veldt verschenen. Namens de stichting zijn verschenen B. Starrenburg, gezinsvoogd, en E. Karabai.

3 De vaststaande feiten

3.1

De vader heeft de Nederlandse nationaliteit. De moeder heeft de Bulgaarse nationaliteit. De moeder heeft geen titel voor een rechtsgeldig verblijf in Nederland.

3.2

Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2011 [minderjarige] geboren. Op

11 oktober 2011 is een voorlopige ondertoezichtstelling over [minderjarige] uitgesproken. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd. Op 23 oktober 2011 is [minderjarige] op basis van een crisismachtiging uit huis geplaatst. Sindsdien verblijft hij in een pleeggezin op een geheim adres.

3.3

Uit de relatie van de vader en de moeder is in [geboortedatum] 2013 een zoon (verder: baby [A]) geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over baby [A]. De vader heeft baby [A] niet op een rechtsgeldige manier erkend.

3.4

Op 7 januari 2013 heeft de raad telefonisch en vervolgens op 8 januari 2013 schriftelijk verzocht baby [A] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, alvast een voorlopige ondertoezichtstelling uit te spreken voor de duur van drie maanden en om onmiddellijk een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden.

3.5

Bij de bestreden beschikking van 7 januari 2013, gegeven op 7 januari 2013 en ondertekend op 8 januari 2013, heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op verzoek van de raad, voor zover thans van belang, baby [A] - in afwachting van het onderzoek - voorlopig onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, met ingang van 7 januari 2013 tot 7 april 2013, een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van baby [A] in een voorziening voor verblijf pleegouder 24 uurs, met ingang van 7 januari 2013 tot 4 februari 2013, bepaald dat de machtiging tot uithuisplaatsing van kracht blijft indien het nog te nemen indicatiebesluit strekt tot uithuisplaatsing, de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek voor wat betreft de machtiging uithuisplaatsing voor het overige aangehouden.

3.6

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 17 januari 2013 heeft de kinderrechter machtiging verleend tot uithuisplaatsing van baby [A] in een voorziening voor verblijf pleeggezin 24 uurs zoals bedoeld in het indicatiebesluit van

23 januari 2013 met kenmerk [nummer], met ingang van 4 februari 2013 voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 7 april 2013.

3.7

De stichting heeft op 23 januari 2013 onder kenmerk [nummer] een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg.

3.8

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 4 april 2013 heeft de kinderrechter baby [A] onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht met ingang van 4 april 2013 tot 4 april 2014.

4 De motivering van de beslissing

5 De beslissing