Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:403, 200.303.257/01

Gerechtshof Amsterdam, 15-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:403, 200.303.257/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 februari 2022
Datum publicatie
1 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:403
Zaaknummer
200.303.257/01

Inhoudsindicatie

huurrecht echtelijke woning, belangenafweging.

Uitspraak

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.303.257/01

zaaknummer rechtbank: C/13/708189 / FA RK 21-6296

beschikking van de meervoudige kamer van 15 februari 2022 inzake

[de man] ,

wonende te [plaats A] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. H. Plantenga te Amsterdam,

en

[de vrouw]

wonende te [plaats A] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. J. van Appia te Amsterdam.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de rechtbank) van 20 oktober 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 24 november 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van de rechtbank van 20 oktober 2021.

2.2

De vrouw heeft op 14 januari 2022 een verweerschrift ingediend.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 14 januari 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat. Voor de man is mevrouw E.E.H. Willems opgetreden als tolk in de Spaanse taal;

- de vrouw, bijgestaan door mr. M.J.M. Peeters, waarnemend voor mr. J. van Appia. Voor de vrouw is mevrouw A.M. van de Berg-Barries opgetreden als tolk in de Spaanse taal.

De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.4

Ter zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan ten aanzien van het door de man verzochte incident de werking van de bestreden beschikking te schorsen, dan wel een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer 200.303.257/02). Het hof heeft de werking van de bestreden beschikking geschorst voor zover deze het huurrecht van de echtelijke woning betreft, totdat is beslist in de hoofdzaak (zaaknummer 200.303.257/01). Deze beslissing is in een proces-verbaal als bedoeld in artikel 30p van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) vastgelegd.

3 De feiten

3.1

Partijen zijn op [in] 2014 te Amsterdam met elkaar gehuwd. De vrouw heeft de Colombiaanse nationaliteit en de man heeft de Spaanse nationaliteit.

3.2

De voormalige echtelijke woning (hierna: de woning) is gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats A] .

3.3

De samenwoning tussen partijen is al geruime tijd geëindigd. De man is in de woning blijven wonen, samen met zijn meerderjarige zoon, [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 1999 (hierna: [zoon] ).

3.4

Bij beschikking van de rechtbank van 17 december 2019 is bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning, met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.

3.5

Bij beschikking van de rechtbank van 4 november 2020 is op verzoek van partijen de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de woning met ingang van 1 februari 2021. Partijen hadden beiden verzocht om toewijzing van het huurrecht van de woning. De man is tegen deze beschikking in hoger beroep gekomen, uitsluitend voor zover het de toedeling van het huurrecht betreft. De echtscheidingsbeschikking van 4 november 2020 is niet binnen de wettelijke termijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Deze beschikking, inclusief de daarin gegeven beslissing over het huurrecht, heeft daardoor haar kracht verloren. Blijkens het proces-verbaal van mondelinge uitspraak van dit hof van 1 september 2021 is de man daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

3.6

Bij beschikking van 1 juni 2021 van dit hof zijn afgewezen de verzoeken van de vrouw tot wijziging van de beschikking van de rechtbank van 17 december 2019 en primair bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 822 Rv te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man gemachtigd is tot het gebruik van de woning en subsidiair de beschikking van de rechtbank van 4 november 2020 alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.7

Bij de in zoverre niet bestreden beschikking van beroep is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze echtscheidingsbeschikking is (nog) niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De beslissing