Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1394, 23-003690-19

Gerechtshof Amsterdam, 12-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1394, 23-003690-19

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 mei 2021
Datum publicatie
19 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1394
Zaaknummer
23-003690-19

Inhoudsindicatie

Profijtontneming. Verweren mbt belastingheffing, toerekening voordeel aan natuurlijk persoon, methode van berekening en draagkracht, verworpen. Artikel 36 e tweede lid Sr is van toepassing.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-003690-19

Datum uitspraak: 12 mei 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 september 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de ontnemingszaak met nummer 13-845031-13 tegen de betrokkene

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,

thans, uit hoofde van de strafzaak, gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard,

locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard.

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van € 2.456.506,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Bij arrest van het hof Amsterdam van 13 februari 2019 is de betrokkene veroordeeld ter zake van - kort gezegd - de voortgezette handeling van feitelijk leidinggeven aan oplichting, aan valsheid in geschrift en aan opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid Sr, als ware het echt en onvervalst meermalen gepleegd en het feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen.

De betrokkene heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep

op 7 juli 2020 verworpen, zodat het strafarrest van het hof op die datum onherroepelijk is geworden.

De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 26 september 2019 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van € 2.456.506,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

van 31 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid Sv, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt

dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Verplichting tot betaling aan de Staat

Toepasselijk wettelijk voorschrift

BESLISSING