Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2278, 23-001190-17

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2278, 23-001190-17

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juni 2019
Datum publicatie
12 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2278
Zaaknummer
23-001190-17

Inhoudsindicatie

197 Sr (ongewenst vreemdeling / inreisverbod). Openbaar ministerie niet-ontvankelijk in vervolging. Daarnaast strafoplegging, na terugwijzing door Hoge Raad, voor winkeldiefstal met geweld.

De beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vraag is essentieel voor de beoordeling in de onderhavige strafzaak. Het is niet waarschijnlijk dat het HvJ EU de op 27 november 2018 door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vraag op afzienbare termijn zal beantwoorden. Voorts kan worden geconstateerd dat sinds het tenlastegelegde inmiddels langere tijd is verstreken. Het in artikel 197 Sr strafbaar gestelde misdrijf is van relatief geringe ernst, in die zin dat daarvan geen concrete personen slachtoffer (kunnen) zijn en ten hoogste zes maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd.

Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie – naar in het hiervoor weergegeven standpunt van de advocaat-generaal ligt besloten – zelf van mening is dat met voortzetting van de vervolging redelijkerwijs geen enkel strafrechtelijk belang meer is gediend en voortzetting van die vervolging thans niet opportuun is, zal het hof ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten het openbaar ministerie – zoals gevorderd – in die vervolging niet-ontvankelijk verklaren.

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001190-17

datum uitspraak: 27 juni 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2015 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-701036-15 (hierna: zaak A) en 13-703377-14 (hierna: zaak B), alsmede 13-850664-12 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1983,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar en voor het in zaak A onder 2 en het in zaak B ten laste gelegde schuldig verklaard zonder oplegging van straf.

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 17 november 2015 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte daarbij voor het in zaak A onder 2 en in zaak B ten laste gelegde vrijgesproken en hem voor het in zaak A onder 1 ten laste gelegde veroordeeld.

De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 28 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:527) het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 november 2015 vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder zaak A onder 2 en zaak B ten laste gelegde genomen beslissingen en de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2019.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd

in zaak A onder 2 dat:

hij op of omstreeks 07 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

en in zaak B dat:

hij op of omstreeks 12 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Oplegging van straf ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Vordering tenuitvoerlegging

BESLISSING