Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4927, 23-002130-17

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4927, 23-002130-17

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 november 2017
Datum publicatie
8 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4927
Zaaknummer
23-002130-17

Inhoudsindicatie

Verdachte niet-ontvankelijk in hoger beroep door termijnoverschrijding

Uitspraak

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002130-17

datum uitspraak: 3 november 2017

VERSTEK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-240192-16 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2017.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, nu de appeltermijn verstreken was ten tijde van het instellen van het hoger beroep.

De verdachte heeft op 16 juni 2017 hoger beroep ingesteld. Op het grievenformulier heeft hij vermeld dat hij op de dag van de behandeling van zijn strafzaak, te weten 15 mei 2017, aanwezig was bij de rechtbank Noord-Holland en dat hem was medegedeeld dat de behandeling van zijn zaak was aangehouden. In het verlengde hiervan deelt zijn raadsvrouw bij schrijven van 20 juni 2017 mede dat de verdachte van de bode had vernomen dat de aanhouding verband hield met de afwezigheid van de desbetreffende officier van justitie. Nadien heeft de verdachte op 16 juni 2017 vernomen dat hij op 15 mei 2017 bij verstek was veroordeeld.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Vast staat dat de verdachte buiten de termijn van veertien dagen als bedoeld in artikel 408, eerste lid, Wetboek van Strafvordering hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Volgens de verdachte is deze termijnoverschrijding in de appelschriftuur het gevolg van een mededeling die een bode van de rechtbank Noord-Holland hem zou hebben gedaan. Hij heeft evenwel niet de gelegenheid benut om ter terechtzitting in hoger beroep dit nader toe te lichten. Zonder een dergelijke toelichting – die het hof niet vindt in het schrijven van diens raadsvrouw van 20 juni 2017 – acht het hof niet aannemelijk geworden dat een bode de verdachte daadwerkelijk ten onrechte zou hebben gezegd dat de zaak zou worden aangehouden. Er is daarom geen sprake van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2017.