Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2712, 200.145.481-01

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2712, 200.145.481-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juni 2015
Datum publicatie
31 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2712
Zaaknummer
200.145.481-01

Inhoudsindicatie

Hoofdelijke aansprakelijkheid aan te merken als (particuliere) borgtocht. De bank kan de borg slechts aan zijn verplichtingen houden als zij stelt en zo nodig bewijst dat hij zich bewust was van de aard van zijn verbintenis en de eraan verbonden risico’s, dan wel dat zij hem hieromtrent voldoende heeft voorgelicht. Uit de door de bank aangevoerde omstandigheden volgt niet dat de borg zich bewust was van de risico’s. Bank toegelaten tot bewijs van haar stelling dat zij de borg heeft voorgelicht over de risico’s. Zie ECLI:NL:GHAMS:2016:2381.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.145.481/01

zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/14/144227 / HA ZA 13-62

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juni 2015

inzake

de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

advocaat: mr. D.K. Greveling te Hilversum,

tegen

1 [geïntimeerde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2|],

wonende te [woonplaats 2] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. K.A. Cerruti te Hoorn.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna ABN AMRO, [geïntimeerde sub 1] (geïntimeerde sub 1) en [geïntimeerde sub 2|] (geïntimeerde sub 2) genoemd. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2|] worden gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden]

ABN AMRO is bij dagvaarding van 31 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen ABN AMRO als eiseres en [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2|] , [A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: [B] ) als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord, met productie.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 februari 2015 doen bepleiten, ABN AMRO door mr. Greveling voornoemd en [geïntimeerden] door mr. Cerruti voornoemd. Mr. Greveling heeft gepleit aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

ABN AMRO heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en

- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van ABN AMRO zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder begrepen de btw over de deurwaarderskosten. Verder vordert ABN AMRO [geïntimeerde sub 1] bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen in de in eerste aanleg gemaakte kosten voor de conservatoire maatregelen, waaronder begrepen de eventuele btw over de deurwaarderskosten.

[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van ABN AMRO in de kosten van het geding in hoger beroep.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

ABN AMRO heeft op 30 maart 2015 het hoger beroep tegen [geïntimeerde sub 1] ingetrokken.

In de procedure jegens [geïntimeerde sub 2|] is arrest gevraagd.

2 Feiten

2.1

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.2

[geïntimeerde sub 2|] had vanaf 1988 een eenmanszaak, genaamd [X] , gericht op de productie van en groothandel in industriële reinigings- en smeermiddelen.

2.3

In 2009 is [geïntimeerde sub 2|] in contact gekomen met [B] en [A] , die een nieuw door [geïntimeerde sub 2|] ontwikkeld reinigingsproduct op de markt wilden brengen en van [X] een grote speler op de markt wilden maken.

2.4

[geïntimeerde sub 2|] heeft vervolgens zijn eenmanszaak ingebracht in de op 18 februari 2010 opgerichte [X] International B.V. (hierna: [X] B.V.), waarin [A] (indirect) 60%, [geïntimeerde sub 2|] (indirect) 20% en [geïntimeerde sub 1] (indirect) 10% van de aandelen hielden.

2.5

Op 1 juli 2011 heeft ABN AMRO een kredietovereenkomst met [X] B.V. gesloten, op basis waarvan aan [X] B.V. een krediet in rekening-courant van € 30.000,- en een borgstellingskrediet van € 120.000,- is verschaft. In de kredietovereenkomst staat onder het kopje ‘Zekerheden en verklaringen’ vermeld dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van [A] , [geïntimeerde sub 2|] , [B] en [geïntimeerde sub 1]

2.6

Op vervolgbladen bij de kredietovereenkomst verklaren [A] , [geïntimeerde sub 2|] , [B] en [geïntimeerde sub 1] ieder voor zich, voor zover relevant, het volgende:

“Ondergetekende (…) verklaart zich hierbij tegenover ABN AMRO hoofdelijk verbonden voor al hetgeen ABN AMRO nu of te eniger tijd uit hoofde van de onderhavige kredietverhouding van de Kredietnemer te vorderen heeft of zal hebben.”

De verklaring van [geïntimeerde sub 2|] is medeondertekend door zijn echtgenote.

2.7

[X] is op 10 juli 2012 in staat van faillissement verklaard.

2.8

Bij brieven van 22 oktober 2012 heeft Solveon Incasso B.V. (hierna: Solveon) [A] , [B] , [geïntimeerde sub 2|] en [geïntimeerde sub 1] namens ABN AMRO aangesproken op grond van hun hoofdelijke aansprakelijkheid ten behoeve van het aan [X] B.V. verstrekte krediet en gesommeerd tot betaling van € 102.234,65.

2.9

[geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2|] , en zijn echtgenote, hebben daarop bij brieven van respectievelijk 25 oktober 2012 en 31 oktober 2012 aan Solveon afwijzend gereageerd.

3 Beoordeling

4 Beslissing