Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2004, AO3042, 23-003205-03

Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2004, AO3042, 23-003205-03

Inhoudsindicatie

Het hof ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake de primair telastegelegde overtreding van regels gesteld in de Landside Aerodrome Manual, opgesteld door de NV Luchthaven Schiphol omdat slechts de minister - en niet de luchthaven - een (gedelegeerde) bevoegdheid heeft tot het stellen van strafrechtelijk gesanctioneerde regels. Verdachte wordt wel veroordeeld voor subsidiair eveneens telastegelegde overtredingen van de Luchtvaartwet.

Uitspraak

arrestnummer

rolnummer 23-003205-03

datum uitspraak 4 februari 2004

tegenspraak

VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem van 3 april 2003 in de strafzaak onder parketnummer 15/371071-02 van het openbaar ministerie

tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [datum] 1971,

ingeschreven in de basisadministratie persoons-ge-gevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 en 20 maart 2003 en in hoger beroep van 21 januari 2004.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daar-door niet in de verdediging geschaad.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de eerste rechter.

Bewezengeachte

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat

ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde

hij op 1 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als gebruiker van het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthallen van terminal 1 en 2, niet heeft voldaan aan de eisen die door de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual, immers heeft verdachte toen en daar telkens zijn taxidiensten aangeboden aan een aldaar aanwezige persoon door telkens een persoon aan te spreken en zijn taxidiensten aan te bieden;

ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde

hij op 20 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als gebruiker van het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal van terminal 1, niet heeft voldaan aan de eisen die door de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual, immers heeft verdachte toen en daar telkens zijn taxidiensten aangeboden aan een aldaar aanwezige persoon door telkens een persoon aan te spreken en zijn taxidiensten aan te bieden;

Hetgeen onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezengeachte

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat er geen delegatieregeling is op grond waarvan NV Luchthaven Schiphol bevoegd is de regels, zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual, op te stellen en door straffen te doen handhaven.

Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer en ambtshalve het volgende.

(1) In het onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde wordt de verdachte verweten de overtreding van artikel 4.6.3.2.2. van de Landside Aerodrome Manual door op het luchtvaartterrein Schiphol zijn taxidiensten aan te bieden.

(2) Deze overtredingen zijn, naar het oordeel van het hof, geen strafbare feiten, gelet op het navolgende.

(3) Artikel 62, derde lid, van de Luchtvaartwet (Stb. 1994, 601) (verder: L.W.) bepaalt:

'Overtreding van een voorschrift bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ingevolge deze wet, wordt, voor zover die overtreding uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, gestraft met...'

Artikel 70 LW bestempelt - onder meer - de feiten strafbaar gesteld bij artikel 62 als overtreding.

(4) Ingevolge de LW is de Regeling Toezicht Luchtvaart (Stb. 1959,344) (verder: RTL), een algemene maatregel van bestuur, tot stand gekomen.

5) De RTL bepaalt in artikel 132, eerste lid:

'Onze Minister (het hof begrijpt: van Verkeer en Waterstaat) kan regels stellen ten aanzien van de orde en de veiligheid op het luchtvaartterrein. De regels hebben in ieder geval betrekking op:

a. (...)

b. (...)

c. (...)

d. het veilig gebruik.'

Artikel 166, derde lid, RTL (Stb. 2000, 514) bepaalt:

'Overtreding van een aanwijzing, regel of voorschrift krachtens (...) artikel 132, eerste lid, (...) is, voor zover die overtreding uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, een strafbaar feit als bedoeld in artikel 62, derde lid, van de Luchtvaartwet'.

(6) Op de grondslag van artikel 132, eerste lid, RTL heeft de minister van Verkeer en Waterstaat het Algemeen luchthavenreglement (verder: ALR) en het Aanvullend luchthavenreglement luchthaven Schiphol (verder: ALRLS) vastgesteld.

(7) Tegen de achtergrond van hetgeen onder 1 en 2 telkens primair is tenlastegelegd (te weten: het aanbieden van taxidiensten) komt als mogelijke grondslag voor strafrechtelijk gesanctioneerde eisen die door de exploitant (N.V. Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group) kunnen worden gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein, slechts artikel 3 ALR in aanmerking. Op grond van artikel 3 ALR zijn - voor zover hier van belang - gebruikers van het luchtvaartterrein verplicht te voldoen aan de eisen die door de exploitant zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchtvaartterrein. Overtreding van artikel 3 ALR wordt op grond van artikel 26a ALR aangemerkt als strafbaar feit.

(8) De Landside Aerodrome Manual (verder: LAM) van Schiphol Group, die blijkens de inleidende paragraaf 'gebaseerd' is op artikel 3 ALR, behelst onder 4.6.3.2.2 - voor zover hier van belang - het volgende:

Het actief en/of passief aanbieden van taxivervoer, een en ander in de ruimste zin des woords, op Schiphol Plaza, op het Jan Dellaertplein, in de vertrekhallen en in de aankomsthallen is verboden.

(9) Het hof is van oordeel dat het onder 4.6.3.2.2 van de LAM vervatte verbod kennelijk betrekking heeft op het ordelijk verloop van het taxiaanbod op het luchtvaartterrein, zodat het ervoor gehouden moet worden dat sprake is van een door de exploitant gestelde eis in de zin van artikel 3 ALR, nu dit laatste artikel geen vormvoorschrift behelst ten aanzien van de wijze waarop een dergelijke eis tot uitdrukking wordt gebracht.

(10) Echter: artikel 3 ALR vindt zijn grondslag in artikel 132, eerste lid, RTL: 'Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van de orde en de veiligheid op het luchtvaartterrein.' Het hof is van oordeel dat met het bepaalde in artikel 132, eerste lid, RTL geen bevoegdheid aan de minister is gegeven om de aan hem gedelegeerde bevoegdheid tot het stellen van - (op grond van artikel 166, derde lid, RTL) strafrechtelijk gesanctioneerde - regels op zijn beurt opnieuw te delegeren. Voor zover artikel 3 ALR betrekking heeft op door de exploitant te stellen regels, moet deze bepaling derhalve buiten toepassing blijven.

(11) Het vorenstaande heeft in het onderhavige geval tot gevolg dat het onder 4.6.3.2.2 van de LAM vervatte verbod, dat onmiskenbaar het karakter heeft van een 'regel' als bedoeld in artikel 132, eerste lid, RTL, niet geacht kan worden zijn grondslag te vinden in artikel 3 ALR.

(12) Een en ander leidt tot de slotsom dat de strafbaarstelling aan deze verbodsbepaling komt te ontvallen, zodat telkens het primair bewezenverklaarde niet strafbaar is.

Nu het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde niet tot een veroordeling leidt, komt het hof toe aan een beoordeling van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde.

Bewezengeachte

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat

ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

hij op 1 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten in de aankomsthallen van terminal 1 en 2 (niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990), zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, bedrijfsactiviteiten heeft uitgeoefend, immers heeft hij, verdachte, telkens zijn taxidiensten aangeboden aan een aldaar aanwezige persoon door telkens aldaar een persoon aan te spreken en zijn taxidiensten aan te bieden;

ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde

hij op 20 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten in de aankomsthal van terminal 1 (niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990), zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, bedrijfsactiviteiten heeft uitgeoefend, immers heeft hij, verdachte, telkens zijn taxidiensten aangeboden aan een aldaar aanwezige persoon door telkens aldaar een persoon aan te spreken en zijn taxidiensten aan te bieden;

Hetgeen onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezengeachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde oordeelt het hof ambtshalve het volgende.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezengeachte levert op:

Handelen in strijd met een voorschrift, gesteld krachtens artikel 62, derde lid, van de Luchtvaartwet, tweemaal begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaar-heid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en/of maatregel

De kantonrechter heeft de verdachte ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 300,--, subsidiair 6 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair zal worden veroordeeld tot twee geldboeten van elk € 300,--, subsidiair 6 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft op twee verschillende dagen zijn taxidiensten aangeboden op een terminal op de luchthaven Schiphol zonder dat hem hiervoor door de NV Luchthaven Schiphol schriftelijke toestemming was verleend. Het ongevraagd op het luchtvaartterrein aanbieden van zijn diensten als taxichauffeur kan tot overlast en ordeverstoring aanleiding geven.

Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Docu-mentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 18 december 2003, is verdachte eerder ter zake van strafbare feiten veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten.

Het hof acht, alles afwegende, twee voorwaardelijke geldboeten van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 62 en 70 van de Luchtvaartwet en de artikelen 2 en 9a van het Aanvullend Luchthavenreglement Luchthaven Schiphol.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde geen strafbare feiten oplevert en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de tweede rubriek bewezengeachte omschreven.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot twee geldboeten van elk € 300,-- (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal elk te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (ZES) DAGEN.

Bepaalt dat de geldboeten niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroor-deelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Stelt daarbij de proeftijd vast op TWEE JAREN.

Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. De Winter, Haentjens en Brilman, in tegenwoordigheid van mr. Plas, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2004.