Centrale Raad van Beroep, 02-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:970, 23/2110 JW
Centrale Raad van Beroep, 02-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:970, 23/2110 JW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 juli 2025
- Datum publicatie
- 4 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:970
- Zaaknummer
- 23/2110 JW
Inhoudsindicatie
Aanvraag om een voorziening voor jeugdhulp ten onrechte afgewezen. Bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering. De Raad draagt het college op nader onderzoek te doen. Onvoldoende onderzoek gedaan naar de vraag of alle hulp die de moeder levert, te kwalificeren is als gebruikelijke hulp. Het college heeft niet kenbaar de door de moeder verleende hulp afgezet tegen deze Richtlijnen en toegelicht waarom er volgens het college sprake is van gebruikelijke hulp, hoewel appellant puntsgewijs onder verwijzing naar de Richtlijnen naar voren heeft gebracht waarom er ook sprake is van bovengebruikelijke hulp.
Uitspraak
23/2110 JW
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 juni 2023, 22/5859 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Dronten (college)
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of het college terecht de aanvraag om een voorziening voor jeugdhulp heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Het college zal alsnog een nader onderzoek moeten doen.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.D. Koren hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een reactie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 april 2025. Voor appellant is zijn vader [naam vader] verschenen, bijgestaan door mr. Koren. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Hiemstra.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is bekend met een taalontwikkelingsstoornis en ADHD. Met een besluit van 17 juni 2021 heeft het college – voor zover hier van belang – de aanvraag voor een voorziening voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw), bestaande uit begeleiding door de moeder in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen. Met een besluit van 8 maart 2022 heeft het college het besluit voor zover het de afwijzing van begeleiding door de moeder in de vorm van een pgb betreft, gehandhaafd. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld.
Met een uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 8 maart 2022 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het besluit van 8 maart 2022 niet zorgvuldig heeft voorbereid omdat er geen onderzoek is gedaan naar de aard en omvang van de benodigde hulp, de toereikendheid van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van het gezin en of een, en zo ja, welke voorziening aan appellant moet worden toegekend en of deze voorziening in de vorm van een pgb kan worden verstrekt. De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op bezwaar.
Het college heeft vervolgens aan de gemachtigde van appellant en appellants ouders een brief verstuurd, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld om financiële gegevens aan te leveren en schriftelijk voor een week aan te geven welke zorg de moeder van appellant dagelijks aan hem levert.
Namens appellant is hier op gereageerd op 29 november 2022. Appellant heeft geweigerd om financiële gegevens over te leggen, maar heeft wel aangegeven dat het gezin per maand € 500,- tekortkomt en dat er geen ruimte is om te sparen of voor onverwachte uitgaven. Moeder kan niet werken in verband met de zorg die zij aan appellant besteedt. Appellant heeft ook een overzicht overgelegd van de uren die moeder in een gemiddelde week en tijdens de herfstvakantie aan hulp aan appellant besteedt.
Met een besluit van 7 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de hulp die de moeder van appellant aan hem verleent, gebruikelijke zorg is. Het college heeft dit beoordeeld aan de hand van de gemeentelijke regel ‘Richtlijnen ten aanzien van Gebruikelijke/Normale zorg van ouders voor kinderen en jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfase van het kind/de jeugdige’ (Richtlijnen).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.