Centrale Raad van Beroep, 12-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:925, 23/2886 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 12-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:925, 23/2886 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 12 juni 2025
- Datum publicatie
- 27 juni 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:925
- Zaaknummer
- 23/2886 WMO15
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), die erop is gericht dat zij haar tuin kan bereiken met behulp van de plateaulift, Op de grond dat het college stelt niet verantwoordelijk te zijn voor de plateaulift, omdat voor het plaatsen en onderhoud eerder subsidie is verleend aan de verhuurder. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de plateaulift is aan te merken als een individuele woningaanpassing, omdat dit geen voorziening is die voor het ADLcluster als geheel noodzakelijk is. Bestreden besluit en nader besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hier aan de orde zijnde plateaulift, waarmee betrokkene vanaf haar balkon haar tuin kan bereiken, algemeen gebruikelijk is.
Uitspraak
23/2886 WMO15 en 25/456 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak (aangevallen tussenuitspraak) van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2023 en de uitspraak van 5 september 2023, 21/4597 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 12 juni 2025
Deze zaak gaat over de aanvraag van betrokkene om een maatwerkvoorziening die erop is gericht dat zij haar tuin kan bereiken met behulp van een plateaulift. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Ook het nadere besluit dat het college naar aanleiding van de aangevallen uitspraak heeft genomen is niet deugdelijk gemotiveerd.
PROCESVERLOOP
Het college heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. M. Koolhoven, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het college op 27 februari 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (nadere besluit). Betrokkene heeft op dit besluit een reactie gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de verhuurder van de woning in de gelegenheid gesteld om als derdebelanghebbende aan het geding deel te nemen. De verhuurder van de woning heeft niet gereageerd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 maart 2025. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Tang en mr. W. Breure. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en mr. Koolhoven.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Betrokkene is rolstoelafhankelijk en woont sinds de oplevering op 1 maart 1991 in een zogenoemde Fokuswoning, die zij huurt van [naam verhuurder] (verhuurder). Een Fokuswoning is een woning met assistentie op het gebied van algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), die toegankelijk is voor een rolstoel. De woning bevindt zich op de begane grond van een complex waarin nog een Fokuswoning is gelegen. De overige woningen in het complex zijn geen Fokuswoningen. Bij de woning van betrokkene hoort een tuin, die toegankelijk is met een trap via het balkon aan de achterzijde van de woning. Het hoogteverschil tussen het balkon en de tuin is meer dan twee meter, waardoor het aanleggen van een hellingbaan niet mogelijk is. Ook het aanleggen van een pad achterom is niet (meer) mogelijk.
In 2004 heeft het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) aan de verhuurder een subsidie verleend voor het aanbrengen van een plateaulift ten behoeve van betrokkene, om voor haar de tuin vanaf het balkon toegankelijk te maken. Verder heeft het CVZ in 2005 aan de verhuurder een subsidie verleend voor het onderhoud aan de lift.
De onder 1.2 vermelde subsidies voor de plateaulift en het onderhoud daarvan zijn verleend op grond van paragraaf 2.7.4 (‘Aanpassingen in bestaande ADL-clusters’) van de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (Regeling). Deze paragraaf voorzag in subsidieverlening voor aanpassingen in bestaande ADL-clusters aan de exploitant van een ADL-cluster. De Regeling is per 1 januari 2006 vervangen door de Regeling subsidies AWBZ. Per 1 januari 2009 is de paragraaf over aanpassingen in ADL-clusters komen te vervallen. Met een brief van 27 juni 20081 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (staatssecretaris) aan de Tweede Kamer laten weten dat individuele aanpassingen in ADL-clusters vanaf 1 januari 2009 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning door de gemeenten worden verstrekt. Het vervangen en onderhouden van enkele collectieve standaardvoorzieningen – zoals het alarmintercomsysteem – past volgens de staatssecretaris niet goed bij het domein van de maatschappelijke ondersteuning door gemeenten.
Vanwege een defect aan de plateaulift heeft betrokkene in december 2020 een maatwerkvoorziening aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), die erop is gericht dat zij haar tuin kan bereiken met behulp van de plateaulift.
Met een besluit van 7 januari 2021 heeft het college de aanvraag van betrokkene afgewezen. Het college stelt zich op het standpunt niet verantwoordelijk te zijn voor de plateaulift, omdat voor het plaatsen en onderhoud eerder subsidie is verleend aan de verhuurder.
Met een besluit van 23 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 7 januari 2021 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het college niet verantwoordelijk is voor het vervangen of repareren van de plateaulift, omdat de lift een collectieve standaardvoorziening is en geen individuele woningaanpassing als bedoeld in de brief van de staatssecretaris van 27 juni 2008. Daarom is het geen voorziening waarvoor het college verantwoordelijk is geworden op grond van de Wmo 2015.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 19 mei 2023 overwogen dat de huidige plateaulift door de verhuurder is geplaatst met gebruikmaking van de Regeling en dat de subsidieregeling voor individuele en collectieve woningaanpassingen in ADL-clusters per 1 januari 2009 is gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten vanaf deze datum op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de verstrekking van individuele woningaanpassingen in ADL-woningen. Naar het oordeel van de rechtbank is de plateaulift een individuele woningaanpassing omdat dit geen voorziening is die voor het ADL-cluster als geheel noodzakelijk is. Het college heeft in het bestreden besluit dan ook ten onrechte geconcludeerd dat hij niet verantwoordelijk is voor reparatie of vervanging van de plateaulift omdat het een collectieve voorziening is. Het bestreden besluit is, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om dit gebrek binnen zes weken te herstellen. Het college zal hierbij moeten beoordelen of betrokkene op grond van de Wmo 2015 in aanmerking dient te komen voor een maatwerkvoorziening.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 5 september 2023 vastgesteld dat het college geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. De rechtbank heeft het beroep daarom gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van de tussenuitspraak en de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van betrokkene te nemen.
Het standpunt van het college
3. Het college is het met de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen uitspraak niet eens. Wat het college daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
In het nadere besluit dat het college ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft genomen, heeft het college de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Wat het college hieraan ten grondslag heeft gelegd, komt hierna aan de orde.