Centrale Raad van Beroep, 17-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:909, 24/1186 PW
Centrale Raad van Beroep, 17-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:909, 24/1186 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 juni 2025
- Datum publicatie
- 2 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:909
- Zaaknummer
- 24/1186 PW
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag. AIO. Geen duurzaam gescheiden levende partners. Geen geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel. Er is geen sprake van duurzaam gescheiden leven. De bestaande mate van financiële verstrengeling tussen appellant en zijn echtgenote staat aan de vaststelling van duurzaam gescheiden leven in de weg. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Het is een bewuste keuze van appellant om de financiële verwevenheid met zijn echtgenote te handhaven. Dit brengt echter nadelen met zich, zoals dat appellant niet duurzaam gescheiden leeft. Dit is gezien die bewuste keuze geen bijzondere omstandigheid die meebrengt dat toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege dient te blijven.
Uitspraak
24/1186 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 april 2024, 22/3665 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Deze zaak gaat over een afwijzing van een aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op de grond dat de inkomsten van appellant en zijn echtgenote samen hoger liggen dan de voor hen geldende AIO-norm, de norm voor gehuwden. Volgens appellant leven zijn echtgenote en hij echter duurzaam gescheiden en dient het inkomen van zijn echtgenote niet bij zijn inkomen te worden opgeteld. Daarnaast is de afwijzing volgens hem onevenredig. Appellant krijgt geen gelijk. De Svb heeft terecht geconcludeerd dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, gelet op de bestaande mate van financiële verstrengeling tussen appellant en zijn echtgenote. De toepassing van de wettelijke bepaling over duurzaam gescheiden leven is ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat het door appellant ondervonden nadeel een gevolg is van een bewuste keuze van appellant om de financiële verstrengeling in stand te houden.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Ö. Arslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen met een brief van 15 april 2025 (regiebrief) laten weten hoe de Raad het geschil op voorhand ziet. De Svb heeft op 25 april 2025 een reactie gestuurd en een nader stuk ingediend. Op verzoek van de Raad heeft de Svb op 1 mei 2025 de door appellant aan de Svb verstrekte bankafschriften over de periode van 1 oktober tot en met 30 november 2021 toegezonden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 mei 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Arslan. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is gehuwd, heeft acht kinderen en woont niet in dezelfde woning als zijn echtgenote. Hij ontvangt vanaf 1 mei 2021 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor een gehuwde met een korting van 28% wegens niet verzekerde jaren.
Op 11 november 2021 heeft appellant een AIO aangevraagd. Een toezichthouder van de Svb heeft onderzoek gedaan naar de woonsituatie van appellant en zijn echtgenote. Daarbij heeft de toezichthouder onder meer dossieronderzoek verricht en appellant gehoord in een telefoongesprek. De bevindingen zijn neergelegd in een handhavingsrapportage van 28 december 2021.
Met een besluit van 5 januari 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 11 mei 2022 (bestreden besluit), heeft de Svb de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de inkomsten van appellant hoger liggen dan de voor hem geldende AIO-norm van € 1.627,08 per maand, de gehuwdennorm. De Svb heeft de inkomsten vastgesteld op € 1.909,93 per maand. Daarbij zijn de inkomsten van zijn echtgenote meegerekend, omdat zij gehuwd zijn en appellant volgens de Svb niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Daarvoor is redengevend dat, alhoewel appellant en zijn echtgenote niet samen wonen en hun sociale contacten beperkt zijn, sprake is van financiële verstrengeling. Zij bezitten een gezamenlijke woning en hebben een levensverzekering op elkaars leven afgesloten. Daarnaast heeft zijn echtgenote gedurende de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 november geld naar appellant overgemaakt. Nu geen sprake is van duurzaam gescheiden leven moet voor het vaststellen van het recht op een AIO de gehuwdennorm worden toegepast en rekening worden gehouden met het inkomen en vermogen van beiden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.