Home

Centrale Raad van Beroep, 12-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:902, 23/1597 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 12-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:902, 23/1597 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 juni 2025
Datum publicatie
24 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:902
Zaaknummer
23/1597 WLZ

Inhoudsindicatie

Ten onrechte aangenomen dat de zorg voor appellant valt onder de gebruikelijke zorg. Het CIZ heeft in zijn beleidsregels uit 2019 een te beperkte uitleg gegeven aan het begrip gebruikelijke zorg waar het gaat om de zorg van ouders aan kinderen in de leeftijdsgroep van vijf tot ongeveer acht jaar, omdat het CIZ er slechts in een limitatief aantal omschreven situaties van uitgaat dat de zorg voor die kinderen de gebruikelijke zorg te boven gaat. Deze beleidsregels worden daarom in dit geval buiten toepassing gelaten. De Raad komt tot de conclusie dat appellant voor de periode van 18 januari 2019 tot 2 november 2022 recht heeft op zorg op grond van de Wlz.

Uitspraak

23/1597 WLZ

Datum uitspraak: 12 juni 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het beroep tegen het besluit van het CIZ van 16 maart 2023 en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het CIZ

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid)

SAMENVATTING

Het CIZ heeft op basis van zijn beleidsregels uit 2019 vastgesteld dat appellant toen hij tussen de vijf en een half en zes en een half jaar was nog geen recht had op Wlz-zorg, omdat de zorg voor appellant toen gebruikelijke zorg was die ouders worden geacht te bieden aan hun inwonende kinderen. In deze uitspraak oordeelt de Raad dat het CIZ in zijn beleidsregels uit 2019 een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het begrip gebruikelijke zorg waar het gaat om de zorg van ouders aan kinderen in de leeftijdsgroep van vijf tot ongeveer acht jaar, omdat het CIZ er slechts in een limitatief aantal omschreven situaties van uitgaat dat de zorg voor die kinderen de gebruikelijke zorg te boven gaat. Deze beleidsregels worden daarom in dit geval buiten toepassing gelaten. De Raad komt tot de conclusie dat appellant voor de periode van 18 januari 2019 tot 2 november 2022 recht heeft op zorg op grond van de Wlz.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 16 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:283, heeft de Raad, voor zover hier van belang, het CIZ opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb1 bepaald dat tegen dat besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld. Bij een besluit van 16 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het CIZ de nieuwe beslissing op bezwaar genomen.

Namens appellant, vertegenwoordigd door [X], heeft mr. R.C.A. van Niftrik, advocaat, beroep ingesteld.

Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.

Het CIZ heeft vragen van de Raad beantwoord.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 maart 2024. Namens appellant is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Van Niftrik. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood en mr. S.M. Kersjesvan Bussel.

Na de zitting heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 16 februari 2023. Hij volstaat nu met het volgende.

1.1.

In de uitspraak van 16 februari 2023 heeft de Raad – samengevat – geoordeeld dat appellant ten tijde van de beoordelingsperiode (in die zaak: 18 januari 2019 tot en met 15 november 2019) een blijvende behoefte had aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Wlz.2 Het CIZ heeft in dat hoger beroep te kennen gegeven dat dit oordeel van de Raad nog niet zou betekenen dat appellant recht had op zorg op grond van de Wlz, omdat mogelijk sprake was van gebruikelijke zorg. De Raad heeft het CIZ vervolgens de opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De nieuwe beslissing op bezwaar

2. Bij het bestreden besluit heeft het CIZ zich op het standpunt gesteld dat de zorgbehoefte van appellant in 2019 onder de gebruikelijke zorg viel, zodat appellant toen nog geen recht had op zorg op grond van de Wlz. Het CIZ heeft daarbij verwezen naar de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2019 (Beleidsregels 2019) en een medisch advies van 7 maart 2023 van medisch adviseur L. CornelissenHouben.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het niet eens met het bestreden besluit. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en wetsgeschiedenis