Home

Centrale Raad van Beroep, 04-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:895, 24/1722 WAJONG

Centrale Raad van Beroep, 04-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:895, 24/1722 WAJONG

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 juni 2025
Datum publicatie
18 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:895
Zaaknummer
24/1722 WAJONG

Inhoudsindicatie

Verhoging Wajong-uitkering van appellant tot 85% van het wettelijk minimumloon wegens hulpbehoevendheid. Appellant krijgt uit een andere voorziening (Wlz) een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg die thuis wordt verstrekt, waardoor het Uwv terecht deze beperking toepast om dubbele vergoeding te voorkomen.

Uitspraak

24/1722 WAJONG

Datum uitspraak: 4 juni 2025

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2024, 23/4285 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv verhoging van de Wajong-uitkering van appellant per [geboortedatum] 2022 terecht heeft beperkt tot 85% van de grondslag (het wettelijk minimumloon).

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.S. Pot, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 april 2025. Voor appellant is mr. Pot verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R.D. van den Heuvel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant, geboren op [geboortedatum] 2004, heeft met een door het Uwv op 7 oktober 2022 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant is bekend met een autismespectrumstoornis, een spraak-taalstoornis en zwakbegaafdheid. Het Uwv heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellant duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt. Met een besluit van 23 januari 2023 heeft het Uwv appellant per [geboortedatum] 2022 een Wajong-uitkering toegekend, met een verhoging wegens hulpbehoevendheid. De verhoging is beperkt tot 85% van de grondslag.

1.2.

Bij besluit van 5 juni 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft gesteld dat de verhoging beperkt is tot 85% van de grondslag omdat uit een andere voorziening, een uitkering op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), al in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van appellant wordt voorzien.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant niet wordt gevolgd in zijn stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Uit vaste rechtspraak volgt dat degene die een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel aannemelijk moet maken dat het Uwv gelijke gevallen ongelijk behandelt. Niet is gebleken dat het Uwv gelijke gevallen ongelijk behandelt. Namens appellant zijn niet voorafgaand aan de zitting bewijzen ingebracht voor de gestelde strijd met het gelijkheidsbeginsel. De door appellant ter zitting ingediende rapportage is onvoldoende duidelijk. Dat het voor appellant moeilijk is om met concrete voorbeelden te komen, omdat die ertoe kunnen leiden dat juist de grondslag in die andere zaken (alsnog) wordt verlaagd, is op zich juist, maar dat baat appellant niet. Het beleid uit de Beleidsregel1 is redelijk. In dat beleid wordt niet een inkomen in mindering gebracht op de hoogte van de uitkering, maar een vergoeding voor kosten die uit een andere voorziening wordt geboden. Het doel daarvan is niet om het inkomen van de arbeidsongeschikte te verlagen, maar om een dubbele vergoeding voor dezelfde kosten van overheidswege te voorkomen. Dat is een redelijk doel. Het Uwv mag dat in beginsel daarom toepassen in de situatie van appellant. Dit betekent dat het Uwv terecht de uitkering van appellant heeft verhoogd tot 85% van de grondslag.

Het standpunt van appellant

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat hij recht heeft op een verhoging naar 100% van de grondslag. Andere vergoedingen die appellant krijgt, hadden niet zomaar meegewogen mogen worden bij het bepalen van de hoogte van de Wajong-uitkering. Anders dan de rechtbank veronderstelt is geen sprake is van een dubbele vergoeding als de uitkering wordt verhoogd tot 100% van de grondslag. De Wajong-uitkering is bedoeld voor persoonlijke uitgaven. De gelden die in het kader van de Wlz worden verstrekt worden niet gebruikt voor het inkopen van zorg omdat appellant thuis woont. Appellant is dus duurder uit dan wanneer hij in een instelling zou verblijven. Daarnaast heeft appellant een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat anderen in dezelfde medische situatie, met dezelfde Wlz-indicatie, wel een aanvulling tot 100% van de grondslag ontvangen. Het Uwv had hier nader onderzoek naar moeten doen en appellant moeten horen, ook al heeft zijn moeder aangegeven hiervan af te zien.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING