Home

Centrale Raad van Beroep, 08-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:780, 24/846 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 08-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:780, 24/846 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 mei 2025
Datum publicatie
23 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:780
Zaaknummer
24/846 WLZ

Inhoudsindicatie

Het zorgkantoor is bij de berekening van het persoonsgebonden budget van appellant over de jaren 2023 en 2024 is uitgegaan van een onredelijk uurtarief. Met appellant is de Raad van mening dat het niet redelijk is om vijf jaar later, in 2023, nog steeds van hetzelfde tarief uit te gaan. De verwijzing door het zorgkantoor naar een website waaruit blijkt dat een regulier uurtarief voor een ZZP’er in de zorg (begeleider niveau 3-4) tussen de € 35 tot € 40,- ligt, is ook onvoldoende om ervan te kunnen uitgaan dat € 35,- een redelijk uurtarief is. De Raad voorziet zelf in de zaak door het besluit van 1 februari 2018 te herroepen en te bepalen dat het zorgkantoor appellant een pgb dient te verlenen van € 242.224,95 voor 2023 en € 257.865,30 voor 2024. Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

24/846 WLZ

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het beroep tegen het besluit van het Zorgkantoor DSW B.V. van 11 maart 2024.

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

Zorgkantoor DSW B.V. (zorgkantoor)

Datum uitspraak: 8 mei 2025

SAMENVATTING

Ter beoordeling ligt voor de vraag of het zorgkantoor bij de berekening van het persoonsgebonden budget van appellant over de jaren 2023 en 2024 is uitgegaan van een redelijk uurtarief. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en voorziet zelf in de zaak.

PROCESVERLOOP

Bij (mondelinge) uitspraak van 24 augustus 2023 heeft de Raad – voor zover hier van belang – de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2021 vernietigd voor zover de rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit van 10 juli 2018 in stand blijven. De Raad heeft het zorgkantoor opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen. Verder is met toepassing van artikel 8:113, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen een door het zorgkantoor nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.1

Op 20 december 2023 heeft appellant het college in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.

Op 1 maart 2024 heeft [gemachtigde] namens appellant beroep bij de Raad ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar. Dat beroep is bekend onder nummer 24/745 Wlz.

Bij besluit van 11 maart 2024 heeft het zorgkantoor opnieuw beslist op de bezwaren van appellant.

Namens appellant heeft mr. M. Vermaat, advocaat, beroep ingesteld. Dat beroep is bekend onder nummer 24/846 Wlz.

Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vermaat, [naam moeder] , de moeder van appellant, en [naam mentor] , de mentor van appellant. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van der Meer, advocaat, en I. Hansen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 24 augustus 2023 (de uitspraak) voor de feiten en omstandigheden waarvan hij bij zijn oordeelsvorming uitgaat.

1.2.

In de uitspraak heeft de Raad (onder meer) overwogen dat het zorgkantoor het standpunt dat ten grondslag lag aan het besluit op bezwaar van 10 juli 2018, te weten dat vaststaat dat geen meerzorg nodig is, heeft verlaten. De Raad heeft het standpunt van het zorgkantoor dat nader onderzoek nodig is om de aard en omvang van de benodigde zorg vast te stellen onderschreven.

1.3.

Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 11 maart 2024 (bestreden besluit) heeft het zorgkantoor het bezwaar gegrond verklaard en aan appellant een hoger persoonsgebonden budget (pgb) toegekend. In het bestreden besluit heeft het zorgkantoor benadrukt dat appellant op grond van de regelgeving geen recht heeft op een pgb en toegelicht dat de toekenning van het pgb en de berekening van de hoogte daarvan volledig gebaseerd is op een redelijke berekening van wat er voor appellant nodig is. Het zorgkantoor heeft aan appellant voor het jaar 2023 een budget toegekend van € 210.787,50 en voor het jaar 2024 een budget van € 224.157,45.

Het standpunt van appellant

2. Appellant is het met het bestreden besluit niet eens. Appellant bestrijdt het door het zorgkantoor gehanteerde uurtarief. Ter zitting heeft appellant zijn overige beroepsgronden en zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar ingetrokken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels