Centrale Raad van Beroep, 15-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:776, 24/436 AOW
Centrale Raad van Beroep, 15-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:776, 24/436 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 mei 2025
- Datum publicatie
- 23 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:776
- Zaaknummer
- 24/436 AOW
Inhoudsindicatie
Hoogte van AOW-pensioen terecht op 10% van het maximale AOW-pensioen vastgesteld. Terecht aangenomen dat appellant niet verzekerd was voor de AOW in de periode van 16 juli 1996 tot en met 25 juni 2022. In te te beoordelen periode waren op grond van regels van de Europese Unie, niet de Nederlandse maar de Duitse socialezekerheidswetgeving van toepassing.
Uitspraak
24/436 AOW en 24/1536 AOW
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2023, 23/3878 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Raad oordeelt, net als de rechtbank, dat de Svb de hoogte van het AOW-pensioen van appellant terecht op 10% van het maximale AOW-pensioen heeft vastgesteld, omdat hij niet verzekerd was voor de AOW in de periode van 16 juli 1996 tot en met 25 juni 2022. De reden daarvan is dat in die periode op appellant, op grond van regels van de Europese Unie, niet de Nederlandse maar de Duitse socialezekerheidswetgeving van toepassing was.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.H.J.M. Stassen, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft tegen de aangevallen uitspraak incidenteel hoger beroep1 ingesteld.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 april 2025. Voor appellant is verschenen mr. A.J.J. Kreutzkamp, advocaat, die voor mr. Stassen waarneemt. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A. van der Vlist.
Het incidenteel hoger beroep van de Svb is op de zitting ingetrokken.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is geboren in Duitsland en heeft daar altijd gewoond. Van 1 augustus 1991 tot 18 juli 1995 heeft hij gewerkt in Nederland in loondienst. Vanaf 16 juli 1996 ontving appellant een WAO-uitkering,2die is beëindigd per 25 juni 2022 omdat hij toen de pensioengerechtigde leeftijd voor de AOW3 heeft bereikt.
Appellant heeft in 2021 een pensioen op grond van de AOW aangevraagd. Met een besluit van 29 juli 2022 heeft de Svb aan appellant vanaf 25 juni 2022 een AOW-pensioen toegekend van 10% van het maximale AOW-pensioen.
Tegen dat besluit heeft appellant bezwaar gemaakt, maar de Svb is met een besluit van 31 mei 2023 (bestreden besluit) gebleven bij de vaststelling van het AOW-pensioen op 10% van het maximale pensioenbedrag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb de hoogte van het AOW-pensioen terecht heeft vastgesteld op 10% van het maximale AOW-pensioen, omdat appellant niet verzekerd voor de AOW is geweest over de periode van 16 juli 1996 tot en met 25 juni 2022. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellant toen geen ingezetene van Nederland was en niet in Nederland werkte, waardoor hij op grond van de hoofdregel van de AOW in beginsel niet verzekerd was voor de AOW. In de periode van 16 juli 1996 tot en met 31 december 1999 was appellant niet verzekerd voor de AOW via KB 1989, 164 op grond van het ontvangen van een WAO-uitkering, omdat hij naast die uitkering een Duitse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving. Voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 25 juni 2022 geldt dat de mogelijkheid om verzekerd te blijven op grond van een WAOuitkering vanaf 1 januari 2000 is komen te vervallen (KB 1998, 746). Ook heeft de rechtbank overwogen dat de financieel moeilijke situatie van appellant geen reden is om toch een hoger AOW-pensioen toe te kennen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.