Home

Centrale Raad van Beroep, 15-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:773, 24/692 AOW

Centrale Raad van Beroep, 15-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:773, 24/692 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 mei 2025
Datum publicatie
23 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:773
Zaaknummer
24/692 AOW

Inhoudsindicatie

Hoogte maandelijks bedrag verrekening AOW-pensioen. Appellant heeft te veel AIO-aanvulling ontvangen en moet het bedrag terugbetalen door dit maandelijkse te verrekenen met zijn AOW-pensioen. De aflossingscapaciteit is herrekend en er wordt een gewenningsregeling toegepast tot het volledige bedrag van de aflossing is bereikt. De maandelijkse verrekening is correct vastgesteld.

Uitspraak

24/692 AOW

Datum uitspraak: 15 mei 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2024, 23/3466 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Appellant heeft een schuld aan de Svb ter zake van onverschuldigd betaalde AIO-aanvulling. Op grond van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen is de maandelijkse aflossingscapaciteit berekend en is het bedrag van de verrekening met zijn AOW-pensioen vastgesteld. De Raad oordeelt dat de Svb het bedrag van verrekening juist heeft vastgesteld. Er is in dit geval geen sprake van een kennelijk onredelijk resultaat.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Moghni, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 april 2025. Namens appellant is mr. N. Talhaoui verschenen, kantoorgenoot van voornoemde gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellant ontvangt een AOW1-pensioen en heeft een schuld aan de Svb. De schuld is ontstaan als gevolg van herziening van het recht op een AIO2-aanvulling, omdat de Svb het vermogen van appellant in Marokko niet kan vaststellen. Bij besluiten van 13 oktober 2016 is bepaald dat appellant en zijn echtgenote over de periode van juli 2011 tot en met februari 2016 te veel AIO-aanvulling hebben ontvangen en is beslist dat appellant € 6.203,65 aan de Svb moet terugbetalen. In december 2020 bedroeg de geldschuld nog € 2.436,65. Sinds die tijd heeft appellant deze geldschuld niet afgelost, omdat de aflossingscapaciteit daarvoor ontbrak.

1.2.

De daaropvolgende periodieke herberekening van de aflossingscapaciteit vond plaats na inwerkingtreding van de Wvbvv3 per 1 januari 2021. Met een besluit van 5 september 2022 is per oktober 2022 de aflossingscapaciteit van appellant bepaald op € 92,67 per maand en is besloten dit bedrag maandelijks te verrekenen met het AOW-pensioen van appellant. Het netto-gezinsinkomen van appellant bedroeg bij deze herberekening € 1.588,- per maand.

1.3.

Met een besluit van 5 april 2023 (bestreden besluit) is de Svb bij het vastgestelde bedrag van de verrekening gebleven maar is een gewenningsregeling toegepast. Het bedrag van de verrekening wordt in drie stappen verhoogd tot het onder 1.2 genoemde bedrag. Van oktober 2022 tot oktober 2023 wordt € 50,- per maand verrekend. Van oktober 2023 tot oktober 2024 wordt 75% en vanaf oktober 2024 het volledige bedrag van de aflossingscapaciteit verrekend. Het over de maanden oktober 2022 tot en met maart 2023 te veel verrekende bedrag van € 256,02 wordt door de Svb aan appellant terugbetaald.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de beroepsgrond dat appellant nog steeds een bedrag van € 92,67 per maand moet aflossen, niet slaagt. Door het toepassen van een coulanceregeling in het bestreden besluit is geen sprake meer van een maandelijkse inhouding van dit bedrag. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant niet concreet heeft aangevoerd waarom in zijn situatie de maandelijkse aflossingscapaciteit onjuist is berekend.

Het standpunt van partijen

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels