Centrale Raad van Beroep, 07-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:772, 23/606 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 07-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:772, 23/606 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 7 mei 2025
- Datum publicatie
- 23 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:772
- Zaaknummer
- 23/606 WMO15
Inhoudsindicatie
Aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een pgb ten onrechte afgewezen. In het geval van appellante kon het college niet volstaan met het verwijzen naar algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en hulp uit het sociale netwerk.
Uitspraak
23/606 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 13 januari 2023, 22/169 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almelo (college)
Datum uitspraak: 7 mei 2025
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een pgb mocht afwijzen. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. In het geval van appellante kon het college niet volstaan met het verwijzen naar algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en hulp uit het sociale netwerk.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 oktober 2024. Voor appellante is mr. Kaya verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.V. Abdoel. Het onderzoek ter zitting is geschorst en de zaak is door de enkelvoudige kamer verwezen naar een meervoudige kamer.
De Raad heeft de behandeling van de zaak voortgezet op 26 maart 2025. Voor appellante is mr. Kaya verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.E. Nieboer.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 1940, is opgegroeid in Irak en is ruim 25 jaar geleden als vluchtelinge naar Nederland gekomen. In verband met lichamelijke en psychische beperkingen heeft appellante zich op 22 december 2020 gemeld en een aanvraag gedaan voor individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Met een besluit van 21 april 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 9 december 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Op grond van het verrichte onderzoek heeft het college vastgesteld dat appellante hulp nodig heeft bij het halen van de boodschappen en bij het koken, bij het meegaan naar doktersafspraken, bij de administratie, post en financiën, bij het brengen van structuur in haar leven en bij het uitbreiden van haar sociale kring. Volgens het college kunnen deze hulpvragen opgelost worden door gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en hulp uit het sociale netwerk. Ook wanneer rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en voorkeuren van appellante en de daadwerkelijke beschikbaarheid leveren deze voorzieningen een passende bijdrage. Appellante komt daarom niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college naar aanleiding van de aanvraag van appellante voldoende onderzoek heeft gedaan. Daarnaast is niet gebleken dat de dagbesteding/huiskamerprojecten en vrijwilligersdiensten waar het college appellante naar heeft verwezen niet daadwerkelijk beschikbaar zijn en in het geval van appellante niet passend zijn. Wat betreft hulp uit het sociale netwerk mocht het college van belang achten dat het bij ondersteuning bij de post, administratie en doktersbezoek doorgaans om incidentele taken gaat en appellante voor hulp op dit vlak ook bij algemene voorzieningen terecht kan.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.