Home

Centrale Raad van Beroep, 07-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:688, 23/2664 WIA

Centrale Raad van Beroep, 07-05-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:688, 23/2664 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 mei 2025
Datum publicatie
9 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:688
Zaaknummer
23/2664 WIA

Inhoudsindicatie

Weigering WIA-uitkering toe te kennen. Minder dan 35% arbeidsongeschikt. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellant, wordt onderschreven.

Uitspraak

23/2664 WIA

Datum uitspraak: 7 mei 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 augustus 2023, 22/619 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[werkgeefster B.V.] te [vestigingsplaats] (werkgeefster)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellant per 28 september 2021 geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. Appellant heeft verder aangevoerd dat de functies assembly worker A en assembly worker B gelijksoortig zijn en het daarom niet terecht is dat deze functies zijn ingedeeld in twee verschillende SBC-codes. Bovendien is het Uwv volgens appellant bij deze functies uitgegaan van een te hoog uurloon. Daarom hadden de functies niet mogen worden gebruikt bij de berekening van zijn mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad volgt de standpunten van appellant niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Werkgeefster heeft als belanghebbende aan de procedure deelgenomen.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 februari 2025. Voor appellant is mr. Meulenberg-ten Hoor verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Breevoort. Werkgeefster is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant heeft voor het laatst gewerkt als logistiek medewerker voor 38,05 uur per week. Op 2 oktober 2018 heeft hij zich ziekgemeld met psychische klachten. Na afloop van de wachttijd is aan werkgeefster een loonsanctie opgelegd. Vervolgens is de aanvraag van appellant om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in behandeling genomen. In het kader hiervan heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 augustus 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 22 september 2021 geweigerd appellant met ingang van 28 september 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

1.2.

Bij besluit van 1 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

Uitspraak van de rechtbank

2.1.

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de beroepsprocedure heeft appellant stukken ingediend waaruit blijkt dat hij allergisch is voor bepaalde stoffen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 5 juni 2023 een gewijzigde FML opgesteld waarin vanwege deze allergieën een beperking is toegevoegd op beoordelingspunt 3.8. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens de functie medewerker tuinbouw (SBC-code 242030) laten vervallen. Dit heeft geen gevolgen gehad voor het arbeidsongeschiktheidspercentage.

2.2.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat er naar aanleiding van hetgeen appellant heeft aangevoerd geen grond is om het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de fysieke en psychische klachten van appellant kenbaar in de heroverweging betrokken en heeft rekening gehouden met de door appellant overgelegde medische informatie. In de FML zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid. Daarnaast is een beperking opgenomen ten aanzien van fysieke omgevingseisen in verband met de allergieën. De stelling van appellant dat hij (nog) meer beperkt zou zijn dan is aangenomen, is niet met (aanvullende) medische gegevens onderbouwd. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft de rechtbank overwogen dat voldoende is gemotiveerd dat de voor appellant geselecteerde functies in overeenstemming zijn met zijn belastbaarheid, zoals deze is vastgesteld in de FML van 5 juni 2023. De rechtbank heeft verder overwogen dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functies assembly worker A en assembly worker B niet gelijksoortig zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat de functie assembly worker A een zwaardere functie betreft, vanwege de extra taken, het hogere zelfstandigheidsniveau en de hogere diploma-eis. De assembly worker B mag het werk van de assembly worker A niet doen, als hij niet aan dezelfde kwalificaties voldoet. De functionarissen zijn dus niet uitwisselbaar wat bij gelijksoortige functies wel het geval is.

Het standpunt van appellant

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid zijn onderschat. Volgens appellant is de verzekeringsarts bezwaar en beroep volledig voorbij gegaan aan de informatie van zijn psycholoog en de daarin beschreven stoornis. Ook is onvoldoende rekening gehouden met zijn vermoeidheidsklachten. In dit verband heeft appellant erop gewezen dat de verzekeringsarts in haar rapport heeft vermeld dat in het kader van de re-integratie een geleidelijke opbouw in uren wenselijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat een dergelijke opbouw ook mogelijk is zonder WIA-uitkering, maar dat is niet juist. Als appellant een nieuwe werkgever vindt, zal hij direct fulltime moeten werken en het risico dat hij uitvalt is dan groot. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft appellant zijn stelling herhaald dat de functies assembly worker A en assembly worker B te weinig van elkaar verschillen om in afzonderlijke SBC-codes te worden ingedeeld. Hij is van mening dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de functies voor tenminste 65% uit hetzelfde werk bestaan en het verschil in uurloon minimaal is. Bovendien is de rechtbank niet ingegaan op de beroepsgrond dat voor deze functies een te hoog uurloon wordt gehanteerd. In dit verband heeft appellant gewezen op de door hem in bezwaar ingediende informatie van een internetsite. Het betreft een uitdraai met daarop weergegeven het marktconforme salaris van een assemblage medewerker per opleiding en een weergave van het salaris van een assemblage medewerker in de categorieën ‘laag’, ‘gemiddeld brutosalaris’ en ‘hoog’. Appellant heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van de wettelijke rente.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING