Centrale Raad van Beroep, 15-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:647, 23/1727 PW
Centrale Raad van Beroep, 15-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:647, 23/1727 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 april 2025
- Datum publicatie
- 8 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:647
- Zaaknummer
- 23/1727 PW
Inhoudsindicatie
Beroep niet-ontvankelijk. Termijnoverschrijding. Aangetekende verzending. Twijfel over ontvangst afhaalbericht. Bewijslast. Als een belanghebbende stelt dat een stuk niet is uitgereikt of geen afhaalbericht (op het juiste adres) is ontvangen, dan ligt het op zijn weg om het aan de gegevens van het postvervoerbedrijf ontleende vermoeden te ontzenuwen. Hiervoor is niet vereist dat hij aannemelijk maakt dat het stuk niet is ontvangen of aangeboden. Voldoende is dat belanghebbende feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld of het stuk is ontvangen of aangeboden. Op grond van de door appellant aangevoerde feiten en omstandigheden kan redelijkerwijs worden betwijfeld dat een afhaalbericht in de brievenbus is achtergelaten. Dit betekent dat de gevolgen van het niet afhalen van de aangetekende brief niet voor rekening van appellant komen. De termijnoverschrijding wordt verschoonbaar geacht. Het beroep is ongegrond, omdat appellant geen belanghebbende is bij het besluit waarbij geen bijstand is toegekend aan zijn (toenmalige) vriendin.
Uitspraak
23/1727 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2023, 22/1862 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk (college)
Datum uitspraak: 15 april 2025
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Het college stelt dat het bestreden besluit aangetekend is verzonden, maar dat appellant het niet heeft afgehaald bij het postafhaalpunt. Appellant stelt dat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen. De Raad oordeelt dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht in de brievenbus is achtergelaten. Dit betekent dat het niet afhalen van de aangetekende brief niet voor rekening van appellant komt. De termijnoverschrijding wordt verschoonbaar geacht. Het beroep is daarom tijdig ingesteld en het hoger beroep slaagt om die reden. Maar het beroep is ongegrond, omdat appellant geen belanghebbende is bij het besluit waarbij geen bijstand is toegekend aan zijn (toenmalige) vriendin.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en een nadere reactie ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 januari 2025, gelijktijdig met de zaak 23/1728 PW. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Wieringa. In de zaak 23/1728 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant heeft een relatie met [naam] (vriendin) en samen hebben zij een minderjarig kind. Zij stonden ten tijde van belang op verschillende adressen in de Basisregistratie Personen ingeschreven.
De vriendin van appellant heeft zich op 16 juni 2021 bij het college gemeld om bijstand aan te vragen naar de norm van een alleenstaande. Het college heeft de aanvraag met een besluit van 17 augustus 2021 afgewezen. De vriendin heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 19 augustus 2021 heeft appellant voor zichzelf bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 augustus 2021.
Met een besluit van 28 februari 2022 heeft het college het bezwaar van de vriendin ongegrond verklaard. Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat de vriendin over meer vermogen beschikt dan de voor haar geldende vermogensgrens. Daarnaast heeft zij de inlichtingenverplichting geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen over haar woon- en leefsituatie, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Met een besluit van 28 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Omdat appellant niet rechtstreeks wordt geraakt door het besluit over de aanvraag van zijn vriendin kan hij daartegen geen bezwaar maken.
Het college heeft het bestreden besluit op 28 februari 2022 aangetekend aan appellant toegezonden. Aangezien het college het bestreden besluit op 21 maart 2022 retour heeft ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”, heeft het college het bestreden besluit op 24 maart 2022 nogmaals per gewone post aan appellant toegezonden. Appellant heeft op 15 april 2022 beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het beroepschrift buiten de termijn voor het instellen van beroep is ingediend.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat hij het aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen. Hij heeft ook geen afhaalbericht ontvangen. Appellant heeft op 26 maart 2022 wel het per gewone post verzonden besluit ontvangen. Appellant heeft geen rechtshulpverlener en spreekt geen Nederlands, zodat hij het besluit eerst moest laten vertalen. Appellant ging er van uit dat de beroepstermijn vanaf 24 maart 2022 ging lopen, omdat in het besluit staat dat hij vanaf de verzenddatum zes weken de tijd heeft om beroep in te stellen.