Centrale Raad van Beroep, 08-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:644, 24/43 PW
Centrale Raad van Beroep, 08-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:644, 24/43 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 8 april 2025
- Datum publicatie
- 8 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:644
- Zaaknummer
- 24/43 PW
Inhoudsindicatie
Terugvordering van verleende voorschotten van bijstand. Discretionaire bevoegdheid. Beroep op evenredigheidsbeginsel niet juist beoordeeld door de rechtbank. Evenwichtige belangenafweging. Met partijen wordt vastgesteld dat de rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de in eerste aanleg uitdrukkelijk aangevoerde en met redenen omklede beroepsgrond, die er op neerkomt dat het college op grond van de vereiste belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb integraal van terugvordering had af moeten zien dan wel van het laatst verleende voorschotbedrag. Het onbesproken laten van deze beroepsgrond is in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb. Bij de beoordeling van het evenredigheidsbeginsel in deze zaak gaat het om de vraag of sprake is van een evenwichtige belangenafweging. Niet kan worden gezegd dat de voor appellant nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Uitspraak
24/43 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2023, 23/5152 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] , zonder vaste woon- of verblijfplaats (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 8 april 2025
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over een terugvordering van aan appellant verleende voorschotten op grond van de Participatiewet (PW) van € 1.537,28. Volgens het college kunnen deze voorschotten worden teruggevorderd omdat appellant geen recht op bijstand heeft en is dit besluit niet onevenredig. Appellant vindt dat de terugvordering van de voorschotten niet redelijk is. Appellant krijgt geen gelijk.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.J.P. Toonen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen uitgenodigd voor een zitting en daarbij, vanwege wat appellant heeft aangevoerd over het evenredigheidsbeginsel, partijen gewezen op de uitspraak van de Raad van 10 december 2024.1
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 februari 2025. Voor appellant is mr. Toonen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F. Jim.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant heeft op 7 februari 2023 bij het college een aanvraag ingediend om bijstand op grond van de PW. Op de aanvraag heeft appellant gemeld dakloos te zijn en dat hij een postadres heeft bij het Centrum voor Dienstverlening (CVD).
Een medewerker van de gemeente Rotterdam (behandelaar) heeft appellant met een brief van 17 februari 2023 verzocht om aan de hand van een daartoe bestemd formulier opgave te doen van zijn verblijf- en slaapadressen. Op 21 februari 2023 heeft appellant op het formulier vermeld dat hij in portieken slaapt. Omdat appellant daarbij geen adressen had vermeld, heeft de behandelaar appellant met een brief van 27 februari 2023 opnieuw verzocht opgave te doen van zijn verblijf- en slaapadressen. Met het formulier dat hij op 1 maart 2023 bij het college heeft ingediend, heeft appellant, met vermelding van twee postcodes, opgegeven dat hij de afgelopen maand in verschillende portieken, in het Zuiderpark en ook wel daarbuiten in een tent heeft geslapen.
Met een besluit van 3 maart 2023 is appellant bij wijze van voorschot bijstand toegekend in de vorm van renteloze lening van € 768,64. Daarbij is vermeld dat het voorschot wordt verrekend met een eerste betaling van de bijstandsuitkering, maar dat appellant er ook rekening mee moet houden dat hij het voorschot moet terug betalen als hij verkeerde of onvolledige gegevens heeft ingeleverd en geen recht op bijstand heeft. In dit besluit staat ook vermeld dat en hoe appellant eventuele vragen kan stellen en wat hij moet doen als hij het er niet mee eens is.
Zoals blijkt uit een rapport van 27 maart 2023 heeft de behandelaar op 3 maart 2023 telefonisch inlichtingen ingewonnen bij appellant over waar hij feitelijk verblijft, slaapt en doucht of zich opfrist. Appellant meldt onder meer dat hij zich soms doucht en opfrist bij vrienden, soms bij zwembaden of een sporthal. Hij verbleef voorheen bij zijn moeder, maar dat wil zij niet meer. Appellant heeft nog wel contact met zijn moeder. Op 14 maart 2023 heeft de behandelaar telefonisch gesproken met de begeleider van appellant bij het CVD. Deze begeleider gaf te kennen dat appellant ook tegenover haar niet duidelijk is over zijn verblijfplaatsen. Daarop heeft de behandelaar voorgesteld om de aanvraag van appellant af te wijzen. De behandelaar heeft zijn rapport van 27 maart 2023 en voorstel voorgelegd aan een kwaliteitsmedewerker van de gemeente (kwaliteitsmedewerker).
De kwaliteitsmedewerker heeft in zijn rapport van 29 maart 2023 te kennen gegeven nog niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel van de behandelaar. Hij vindt aanvullend onderzoek nodig voordat een beslissing op de aanvraag kan worden genomen. Zo is onder meer onduidelijk waar appellant zijn persoonlijke spullen heeft, waarom hij geen adressen kan opgeven, waarom appellant geen gebruik maakt van de nachtopvang, of appellant bekend is bij de veldwerkers en of zijn verhaal over het douchen bij sportcentra kan worden geverifieerd.
Met een besluit van 3 april 2023 heeft het college een tweede voorschot aan appellant toegekend van € 768,64. Daarbij is opnieuw vermeld dat het voorschot wordt verrekend met eerste betaling van de bijstandsuitkering, maar dat appellant er ook rekening mee moet houden dat hij het voorschot moet terug betalen als hij verkeerde of onvolledige gegevens heeft ingeleverd en geen recht op bijstand heeft. Ook in dit besluit staat vermeld dat en hoe appellant eventuele vragen kan stellen en wat hij moet doen als hij het er niet mee eens is.
De behandelaar heeft aanvullend onderzoek verricht. Daartoe heeft hij op 4 april 2023 telefonisch met appellant gesproken en onder meer de onder 1.5 vermelde vragen gesteld die appellant heeft beantwoord. Ook heeft de behandelaar op 12 april 2023 telefonisch gesproken met de begeleider van appellant bij het CVD en heeft hij op 13 april 2023 desgevraagd informatie ontvangen van een veldwerker verbonden aan het Leger des Heils. Uit deze informatie blijkt dat appellant niet bekend is bij de veldwerkers.
Met een besluit van 18 april 2023 heeft het college de aanvraag om bijstand afgewezen. Met een besluit van ook 18 april 2023, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 18 juli 2023, heeft het college de aan appellant verleende voorschotten van in totaal € 1.537,28 van hem teruggevorderd.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de aangevallen uitspraak niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.