Centrale Raad van Beroep, 18-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:634, 23/3086 AOW
Centrale Raad van Beroep, 18-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:634, 23/3086 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 18 april 2025
- Datum publicatie
- 2 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:634
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:6802, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/3086 AOW
Inhoudsindicatie
Ingangsdatum van de ontheffing verzekeringsplicht voor de AKW, AOW en Anw. Hoger beroep slaagt. De Raad is van oordeel dat appellant binnen een jaar na vestiging in Nederland ontheffing heeft aangevraagd.
Uitspraak
23/3086 AOW
Datum uitspraak: 18 april 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 september 2023, 22/834 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag wanneer de ontheffing van de verzekeringsplicht voor de AKW, AOW en Anw moet ingaan. Bepalend daarvoor zijn de datum van vestiging van de woonplaats in Nederland (daarmee de start van de termijn van een jaar) en de datum van de indiening van het verzoek om ontheffing. De Raad is van oordeel dat de ontheffing met terugwerkende kracht moet worden verleend.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 januari 2025. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant heeft de Belgische nationaliteit, woonde in België en ontvangt uit België een invaliditeitsuitkering. Hij heeft op 3 maart 2020 een woning gekocht in Nederland. Op 14 april 2020 heeft hij zich ingeschreven bij de gemeente Sluis . Een verzoek om vrijstelling van de verzekeringsplicht voor de AOW,1 Anw,2 en AKW3 is door de Svb afgewezen in een besluit van 7 juni 2021. Daarvoor heeft de Svb als reden gegeven dat het inkomen van appellant lager was dan 70% van het Nederlandse minimumloon. Nadat appellant heeft laten weten dat zijn inkomen uit België hoger was dan waar de Svb vanuit ging, heeft de Svb aan appellant alsnog de vrijstelling verleend en wel met ingang van 2 juni 2021. Dit is neergelegd in een besluit van 5 oktober 2021, waarbij de Svb heeft gemeld dat het verzoek om vrijstelling is ontvangen op 2 juni 2021. Het bezwaar hiertegen is in een besluit van 3 februari 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank heeft appellant vanaf 14 april 2020 zijn gewone centrum van belangen en dus zijn woonplaats in Nederland, en is sindsdien de Nederlandse wetgeving op hem van toepassing. De rechtbank heeft hierbij verwezen naar artikel 1, sub j en artikel 11, eerste lid en derde lid, aanhef en onder e, van Verordening (EG) 883/20044 en naar artikel 11 van Verordening (EG) 987/2009.5 De rechtbank heeft onder meer overwogen dat appellant op 3 maart 2020 een woning heeft gekocht in Nederland en zich op 14 april 2020 in de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP) in Nederland heeft ingeschreven. Verder staat volgens de rechtbank vast dat appellant niet binnen een jaar, dus vóór 14 april 2021 een aanvraag tot ontheffing van de verzekeringsplicht heeft ingediend. De aanvraag dateert immers van 2 juni 2021. Een door appellant genoemde eerdere aanvraag tot ontheffing van 21 april 2021, via zijn boekhouder, heeft de Svb niet bereikt en een bewijs van verzending ontbreekt. Op grond van artikel 22, tweede lid, van de KB 7466 geldt dan in beginsel dat de ontheffing ingaat op de datum van de aanvraag. Dit is alleen anders indien toepassing van die hoofdregel zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Naar het oordeel van de rechtbank zijn onbillijkheden van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 22, derde lid, van KB 746 en nader uitgewerkt in de beleidsregels, niet aan de orde.
Het standpunt van partijen
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Gesteld is dat hij pas in augustus 2020 naar Nederland is verhuisd en dat het verzoek om ontheffing van de verzekeringsplicht eerder dan 2 juni 2021 is ingediend.
De Svb heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.