Home

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:561, 24/807 ZW

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:561, 24/807 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 april 2025
Datum publicatie
23 april 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:561
Zaaknummer
24/807 ZW

Inhoudsindicatie

Toekennen ZW-uitkering zonder korting vanwege maatregel met ingang van 1 juni 2022. Appellant weigerde een verlenging van zijn arbeidsovereenkomst wegens verslechterde gezondheid. Het UWV verlaagde de ZW uitkering van appellant omdat hij voor acht uur per week verwijtbaar werkloos is. De rechtbank oordeelde dat appellant met zijn weigering de financiële verantwoordelijkheid ten onrechte bij het UWV legde, ondanks zijn goede bedoelingen. De Raad volgt dit standpunt niet omdat onvoldoende is onderzocht of de werkgever bij het aanbod op de hoogte was van de ernst van de gezondheidssituatie. De Raad oordeelde dat appellant geen verwijt treft, omdat hij ten tijde van het aanbod medisch niet in staat was te werken en door complicaties zijn gezondheidssituatie daarna verslechterde.

Uitspraak

24/807 ZW , 25/300 ZW

Datum uitspraak: 9 april 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 maart 2024, 23/4951 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv aan appellant terecht een maatregel van verlaging van de uitkering op grond van de ZW heeft opgelegd, omdat hij verwijtbaar een aangeboden verlenging van zijn arbeidsovereenkomst heeft geweigerd. Appellant vindt dat het weigeren van het aanbod hem niet kan worden verweten. De Raad volgt appellant hierin.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het Uwv heeft op 24 januari 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). Het beroep van appellant tegen bestreden besluit 2 is geregistreerd onder nummer 25/300 ZW .

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 februari 2025. Appellant en mr. De Witte, zijn via beeldbellen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Steenwijk.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van

belang.

1.1.

Appellant was vanaf 20 september 2021 werkzaam bij [naam B.V.] (werkgever) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor zestien uur per week. Op 19 maart 2022 heeft appellant zich ziekgemeld. Op 20 april 2022 heeft de werkgever laten weten dat de arbeidsovereenkomst, van rechtswege eindigend op 1 juni 2022, niet zal worden verlengd.

1.2.

Op 20 april 2022 is appellant geopereerd, waarna zich complicaties hebben voorgedaan. De werkgever heeft op 10 mei 2022 contact opgenomen met appellant. Daarbij is besproken dat het contract toch verlengd kon worden. Hierna heeft de werkgever op 30 mei 2022 een aanbod gedaan voor een verlenging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 juni 2022 tot 1 januari 2023 voor acht uur per week. Op 2 juni 2022 heeft de werkgever de nieuwe arbeidsovereenkomst aan appellant verzonden om te ondertekenen.

1.3.

Appellant heeft op 17 juni 2022 de werkgever laten weten af te moeten zien van het aanbod in verband met zijn gezondheidssituatie. In reactie op dit bericht heeft de werkgever die dag laten weten te begrijpen dat appellant niet ingaat op het aanbod en dat dit betekent dat het dienstverband van appellant eindigt op 1 juni 2022.

1.4.

Het Uwv heeft met een besluit van 6 september 2022 appellant per 1 juni 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Daarbij heeft het Uwv een maatregel opgelegd waarbij het ziekengeld blijvend geheel is geweigerd. Reden hiervoor is dat appellant onnodig een beroep op een ZW-uitkering heeft gedaan door niet in te gaan op het aanbod van verlenging van zijn arbeidsovereenkomst. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.5.

Bij besluit op bezwaar van 2 juni 2023 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het besluit van 6 september 2022 herroepen en de maatregel verlaagd van een blijvend gehele weigering naar een verlaging van 50% van 1 juni 2022 tot en met 15 maart 2024. Het Uwv heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellant voor acht uur per week verwijtbaar werkloos is door de aangeboden arbeidsovereenkomst van zijn werkgever per 1 juni 2022 niet te accepteren. Over deze uren had hij aanspraak kunnen maken op loon van zijn werkgever.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit 1 in stand gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellant op het moment dat hij het aanbod afwees arbeidsongeschikt was en dat appellant en zijn werkgever van de (ernstige) gezondheidssituatie van appellant op de hoogte waren. De werkgever heeft het aanbod dus gedaan in weerwil van de ziekte van appellant. Dat appellant zijn werkgever niet wilde belasten met de (financiële) verantwoordelijkheid voor een zieke werknemer en het aanbod heeft afgeslagen zal gedaan zijn uit goede bedoelingen, maar daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank de financiële verantwoordelijkheid voor zijn ziekte bij het Uwv neergelegd en de algemene fondsen onnodig benadeeld.

Hoger beroep en nieuw besluit

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

3.2.

Het Uwv heeft op 24 januari 2025 een nieuw besluit genomen (bestreden besluit 2). Het Uwv heeft daarin vermeld dat appellant door het weigeren van het contractaanbod voor acht uur een benadelinghandeling heeft gepleegd, omdat hij daarmee zijn loonaanspraken tijdens ziekte voor die uren heeft prijsgegeven. Omdat het Uwv alsnog uitgaat van een verminderde verwijtbaarheid is de eerder opgelegde maatregel alsnog beperkt tot een korting van 25% op het uitkeringsbedrag. Verder is de maatregel beperkt tot de duur van het aangeboden contract, tot en met 31 december 2022.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels