Home

Centrale Raad van Beroep, 25-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:478, 23/1562 PW

Centrale Raad van Beroep, 25-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:478, 23/1562 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
25 maart 2025
Datum publicatie
8 april 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:478
Zaaknummer
23/1562 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing AIO. Vermogen. Herkomst banksaldo niet van belang. Gelet op het banksaldo beschikte appellante over vermogen boven de vermogensgrens. Volgens appellante is het banksaldo te verklaren door e nabetalingen van de huurtoeslag. Huurtoeslag wordt op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder d, van de PW niet tot de middelen gerekend. De wijze waarop het vermogen is verworven, is voor de vermogensvaststelling in het kader van een bijstandsaanvraag niet van belang. Artikel 31 van de PW is niet van toepassing op artikel 34 PW.

Uitspraak

23/1562 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2023, 23/131 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 25 maart 2025

Deze zaak gaat over de afwijzing van een aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op de grond dat appellante op grond van haar banksaldo vermogen heeft boven de voor haar geldende vermogensgrens. Appellante is het daar niet mee eens, omdat het banksaldo grotendeels betrekking heeft op (na)betalingen van huurtoeslag en huurtoeslag is uitgezonderd van het middelenbegrip. De Raad oordeelt dat de wijze waarop het vermogen is verworven voor de vermogensvaststelling in het kader van een (nieuwe) bijstandsaanvraag niet van belang is. Het hoger beroep slaagt daarom niet.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 februari 2025. Voor appellante is verschenen haar zoon [naam zoon], bijgestaan door mr. A.B.B. Beelaard, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.R. Schuurman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontvangt sinds juli 2010 ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Sindsdien ontving zij ook een AIO op grond van de Participatiewet (PW). De Svb heeft deze AIO met ingang van 1 juli 2015 beëindigd. Appellante heeft zich op 6 november 2022 opnieuw gemeld voor een AIO en op 10 november 2022 een aanvraag ingediend.

1.2.

Met een besluit van 9 december 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 27 december 2022 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag. Appellante komt niet in aanmerking voor een AIO, omdat zij vermogen heeft boven de voor haar geldende vermogensgrens. Op 14 november 2022 had appellante een banksaldo van € 16.770,25 en op de dag van de melding op 6 november 2022 was dit saldo zelfs nog hoger. Het bedrag van € 16.770,25 is, ook na aftrek van het normbedrag van € 1.225,67, meer dan de vermogensgrens van € 6.505,-. De stelling van appellante dat het banksaldo het gevolg is van een nabetaling van huurtoeslag, treft geen doel. Die nabetaling heeft plaatsgevonden (ruim) voor de periode waarover het recht op AIO-aanvulling moet worden vastgesteld. Daarbij komt dat saldi op spaarrekeningen sowieso tot het vermogen moeten worden gerekend.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregel