Centrale Raad van Beroep, 04-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:419, 23/607 PW
Centrale Raad van Beroep, 04-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:419, 23/607 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 4 maart 2025
- Datum publicatie
- 26 maart 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:419
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:712, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/607 PW
Inhoudsindicatie
Intrekking van bijstand. Op geld waardeerbare activiteiten. Schattenderwijs vaststellen. Appellant is werkend aangetroffen in de garage waar hij deels al werkte. Appellant heeft de inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van de door hem buiten de reguliere arbeidsuren verrichte werkzaamheden. Het college had bij het schattenderwijs vaststellen van het recht op bijstand aansluiting moeten zoeken bij het uurloon zoals dat in de arbeidsovereenkomst is afgesproken en niet van het uurloon van een zelfstandig werkende automonteur.
Uitspraak
23/607 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 februari 2023, 21/2038 PW (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade.
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen (college)
Datum uitspraak: 4 maart 2025
In deze zaak gaat het om intrekking van bijstand omdat appellant op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht die hij niet heeft doorgegeven. De Raad oordeelt dat het college bij de vaststelling van het fictief inkomen uitgaat van een te hoog uurloon. Aansluiting wordt gezocht bij het uurloon uit de arbeidsovereenkomst. De Raad oordeelt verder dat appellant recht heeft op schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken ingestuurd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 december 2024. Voor appellant is mr. Van der Meulen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. C. Peters.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant ontvangt sinds 29 april 2019 van het college bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Daarvoor ontving hij bijstand van de gemeente Tilburg .
Appellant volgt met toestemming en op kosten van het college een CVE-opleiding voor APK-keurmeester. Sinds 23 september 2020 heeft appellant een nul-urencontract voor de functie van automonteur bij autogarage X te [plaats] . Overeengekomen is een loon van € 10,50 bruto per uur. Het college heeft vanaf deze datum maandelijks het recht op bijstand geblokkeerd totdat appellant contact heeft opgenomen met zijn re-integratiecoach en haar heeft gemeld of hij bij autogarage X aanwezig is geweest en of hij werkzaamheden heeft verricht.
Naar aanleiding van een anonieme melding in januari 2020, die inhield dat appellant bij twee garages zwart werkzaamheden verrichtte en daarmee € 500,- à € 600,- per week verdiende, heeft een handhaver van het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In het kader van dat onderzoek zijn onder meer de Basisregistratie Personen en Suwinet geraadpleegd en zijn gegevens opgevraagd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de Kamer van Koophandel. Daarnaast is dossieronderzoek en internetonderzoek gedaan, zijn met ingang van 8 december tot en met 30 december 2020 op 14 dagen in totaal 16 waarnemingen verricht bij de woning van appellant en bij garage X en is appellant gehoord op 17 december 2020 en 6 januari 2021. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport uitkeringsfraude van 18 januari 2021.
Bij besluit van 25 januari 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 maart 2021 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellant over de maand december 2020 ingetrokken. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen juiste dan wel volledige informatie te verstrekken over zijn aanwezigheid en werkzaamheden bij autogarage X in december 2020. Hierdoor kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.