Centrale Raad van Beroep, 07-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:411, 23/2792 AKW
Centrale Raad van Beroep, 07-03-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:411, 23/2792 AKW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 7 maart 2025
- Datum publicatie
- 19 maart 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:411
- Zaaknummer
- 23/2792 AKW
Inhoudsindicatie
De Svb heeft de eerdere uitspraak van de Raad van 12 januari 2022 juist uitgevoerd door dubbele kinderbijslag toe te kennen over het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. De Raad oordeelt dat de toekenning van kinderbijslag per kwartaal wordt beoordeeld en dat de Svb geen fout heeft gemaakt door de kinderbijslag slechts voor de genoemde periode te verstrekken.
Uitspraak
23/2792 AKW
Datum uitspraak: 7 maart 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 augustus 2023, 22/6229 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In deze zaak is de omvang van het geding beperkt tot de vraag of de Svb een juiste uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak van de Raad. De Raad kan zich verenigen met de toekenning van de dubbele kinderbijslag over het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Het verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 januari 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 12 januari 2022.
Appellante heeft op 16 mei 2018 bij de Svb een aanvraag gedaan voor dubbele kinderbijslag. De Svb heeft deze aanvraag met een besluit van 6 december 2018 afgewezen. Die weigering is gehandhaafd in een beslissing op bezwaar van 2 april 2019. Dit besluit is vernietigd en het besluit van 6 december 2018 is herroepen met de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 12 januari 2022 geoordeeld dat [naam dochter] , de dochter van appellante, op de peildatum van 1 april 2018 intensieve zorg nodig heeft als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW.1 Daarmee is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op dubbele kinderbijslag. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien door aan appellante vanaf het tweede kwartaal van 2018 dubbele kinderbijslag toe te kennen. Verder is het verzoek van appellante om te bepalen dat zij tot de achttiende verjaardag van [naam dochter] recht heeft op dubbele kinderbijslag afgewezen. Hiervoor is overwogen dat kinderbijslag per kwartaal wordt toegekend.
Ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022 heeft de Svb een besluit van 16 februari 2022 genomen. Daarbij heeft de Svb aan appellante dubbele kinderbijslag toegekend over het tweede kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Verder is overwogen dat appellante een aanvraag moet indienen indien zij vanaf het tweede kwartaal van 2022 voor dubbele kinderbijslag in aanmerking wil komen. Met een besluit van 9 juni 2022 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hierbij is opgemerkt dat de Svb appellante meermaals heeft laten weten dat zij, als ze in aanmerking wil komen voor dubbele kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2022, een nieuwe aanvraag moet indienen zodat de Svb de medische situatie van [naam dochter] opnieuw kan laten beoordelen.
In een afzonderlijk besluit van 16 februari 2022 is vastgesteld dat appellante recht heeft op een nabetaling en vergoeding van wettelijke rente over die nabetaling. Met een besluit van 28 april 2022 heeft de Svb enkelvoudige kinderbijslag toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2022. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat de Raad in zijn uitspraak van 12 januari 2022 heeft gedwaald. Appellante meent dat het eerdere geschil bij de Raad ook het recht op dubbele kinderbijslag omvatte tot de achttiende verjaardag van [naam dochter] , waardoor een nieuwe aanvraag niet nodig is. Ook zou de Raad ten onrechte hebben geoordeeld dat het recht op dubbele kinderbijslag per kwartaal wordt beoordeeld. Verder is een beroep gedaan op de redelijkheid en de billijkheid en de menselijke maat. Tot slot is gevraagd om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.2 Daarbij is gesteld dat procedures zodanig met elkaar verbonden zijn, dat die als één procedure moeten worden beschouwd.