Home

Centrale Raad van Beroep, 05-02-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:192, 24/814 WIA

Centrale Raad van Beroep, 05-02-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:192, 24/814 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 februari 2025
Datum publicatie
11 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:192
Zaaknummer
24/814 WIA

Inhoudsindicatie

Vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid op 50,26%. Voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing. De geselecteerde functies zijn passend voor appellant.

Uitspraak

24/814 WIA

Datum uitspraak: 5 februari 2025

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2024, 23/1370 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[ex-werkgever B .V.] (ex-werkgever)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 19 oktober 2021 heeft vastgesteld op 50,26%. Volgens appellant heeft hij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan hij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. drs. P. Rijnsburger, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 januari 2025. Appellant is verschenen, samen met zijn partner en bijgestaan door mr. Rijnsburger. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant heeft voor het laatst gewerkt als monteur voor 38 uur per week bij exwerkgever. Op 22 oktober 2019 heeft hij zich ziekgemeld met fysieke en psychische klachten. Nadat appellant een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 maart 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 38,38%. Het Uwv heeft bij besluit van 22 april 2022 aan appellant met ingang van 19 oktober 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend.

1.2.

Bij besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft extra beperkingen opgenomen in de FML en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft nieuwe functies geselecteerd en berekend dat appellant per 19 oktober 2021 voor 50,26% arbeidsongeschikt is.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsartsen op een voldoende inzichtelijke en navolgbare wijze verslag gedaan hebben van hun bevindingen. De artsen van het Uwv hebben appellant op het spreekuur en tijdens de hoorzitting gezien en zij hebben alle medische informatie die in het dossier aanwezig was bij hun beoordeling betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant zijn standpunt dat het Uwv de intensiteit van de behandeling heeft onderschat niet dan wel onvoldoende onderbouwd met (medische) informatie. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant de hoeveelheid en aard van de behandelingen bij zowel Synaeda als Revalidatie Friesland niet weerspreekt. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat uit de in het dossier aanwezige (medische) stukken, waaronder de anamnese, niet blijkt dat de door het Uwv vastgestelde duurbeperking onvoldoende was. De door appellant in beroep overgelegde medische en arbeidskundige informatie leidt niet tot een ander oordeel. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant vastgestelde medische beperkingen heeft de rechtbank daarnaast de geselecteerde functies voor appellant geschikt geacht. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht dat de omvang van de geselecteerde functies maximaal 30,41 uur per week bedraagt en dat dat aansluit bij de verminderde belastbaarheid van appellant op twee dagdelen per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat het mogelijk is om behandelingen af te stemmen op het werkrooster en dat uit de (uitgebreide) functieomschrijving naar voren komt dat de werknemer enige vrijheid heeft om het werk qua werktijden in te delen. De arbeidskundig analist heeft verder aangegeven dat het niet bezwaarlijk is dat de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) wordt verricht in drie hele en twee halve dagen. De rechtbank heeft ook aanleiding gezien om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te volgen dat in de geselecteerde functies wordt gewerkt in een vrij rustige productie- of kantooromgeving en dat daarmee de beperking van appellant om niet in een prikkelrijke omgeving te kunnen werken, niet wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zich daarbij mogen baseren op het bestand met antwoorden van arbeidskundig analisten.

Het standpunt van appellant

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat zowel primair als in bezwaar en beroep de (bezwaar)verzekeringsarts niet over voldoende medische informatie heeft kunnen beschikken om tot een goed afgewogen oordeel te komen over zijn belastbaarheid. Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat hij na zijn behandelingen tot niets meer in staat is en rust moet nemen. Hij is mondeling niet erg vaardig, mede door zijn geheugenproblemen, zodat het op de weg van het Uwv lag om navraag te doen bij de behandelend sector over de impact van de behandelingen op appellant. Nu het Uwv dat heeft nagelaten heeft het Uwv in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht gehandeld. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld heeft appellant zijn standpunt dat het Uwv de intensiteit van de behandelingen heeft onderschat, wel voldoende onderbouwd. De partner van appellant heeft immers tijdens de hoorzitting en ter zitting van de rechtbank verklaard over de situatie thuis na de behandelingen. Voor een leek is het haast onmogelijk hierover een verklaring van een arts te krijgen. Er bestaat daardoor dan ook geen equality of arms voor een rechtzoekende. Ook naar de duurbeperking had nader onderzoek moeten worden gedaan door het Uwv. Appellant verzoekt om benoeming van een deskundige op dit punt. Voor de arbeidskundige gronden heeft appellant verwezen naar wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Appellant ziet niet in hoe de geselecteerde functies gecombineerd kunnen worden met zijn behandelingen en dat deze afgestemd kunnen worden op het werkrooster. Patiënten kunnen niet de tijden van een consult bepalen. Uit de in beroep overgelegde afspraakoverzichten volgt dat, naast het feit dat hij daartoe na een behandeling niet meer toe in staat was, hij ook praktisch niet nog een halve dag kon werken naast een behandeling. De arbeidsdeskundige heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd dat in de geselecteerde functies wordt gewerkt in een prikkelarme vrij rustige productie- of kantooromgeving. Niet gebleken is immers dat de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) de werksettingen heeft bezocht.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING