Centrale Raad van Beroep, 02-10-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1461, 24/1994 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 02-10-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1461, 24/1994 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2025
- Datum publicatie
- 3 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:1461
- Zaaknummer
- 24/1994 WMO15
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvragen om een maatwerkvoorziening voor een keukenaanpassing en vervoer. Terecht geoordeeld dat de partner van appellante in staat mag worden geacht tot het verlenen van de benodigde gebruikelijke hulp in de keuken. Appellante heeft geen medisch objectiveerbare informatie overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat gebruikelijke hulp, in de vorm van het aangeven van spullen uit de keukenkasten, niet van haar partner kan worden verlangd. Terecht geoordeeld dat dat appellante met een financiële maatwerkvoorziening voor vervoer, gebaseerd op 40 tot 60 kilometer per week, kan voorzien in haar lokale vervoersbehoefte. Niet gebleken is dat het college de lokale vervoersbehoefte van appellante onvoldoende of onjuist in kaart heeft gebracht.
Uitspraak
24/1994 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
8 juli 2024, 23/8356 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
Deze zaak gaat over de vraag of het college terecht de door appellante gevraagde maatwerkvoorzieningen voor een keukenaanpassing en vervoer heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.J. Kerdel, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 september 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Kerdel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.H. Boogaards.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 1966, is bekend met lichamelijke beperkingen. In verband hiermee heeft zij een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een keukenaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Bij besluit van 13 juni 2023 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen.
Op 1 september 2023 heeft appellante een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een vervoersvoorziening op grond van de Wmo 2015. Bij besluit van 6 september 2023 heeft het college appellante in aanmerking gebracht voor een financiële maatwerkvoorziening van € 50,- per maand voor ‘Vervoer auto intensief’.
Bij beslissing op bezwaar van 7 november 2023 (bestreden besluit) heeft het college – onder meer – de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 13 juni 2023 en 6 september 2023 ongegrond verklaard. Aan de weigering van de keukenaanpassing heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante de keuken anders kan inrichten en/of een beroep kan doen op de gebruikelijke hulp van haar partner. Verder heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de financiële maatwerkvoorziening voor vervoer is gebaseerd op 40 tot 60 kilometer per week en dat niet gebleken is dat dit niet toereikend is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat de beroepsgrond van appellante dat het onderzoek van het college in het kader van de keukenaanpassing ondeugdelijk is geweest, niet slaagt. De Wmo-adviseur heeft met appellante gesproken en met de partner de keuken bekeken. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een advies. Dat appellante zelf niet in de keuken is gezien, maakt niet dat onderzoek ondeugdelijk is geweest. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de hulp van de partner bij het pakken van spullen uit de keukenkasten, gebruikelijke hulp is. Wat betreft de financiële maatwerkvoorziening voor vervoer heeft de rechtbank – onder meer en voor zover van belang – overwogen dat het college alle vervoersbewegingen zoals appellante deze naar voren heeft gebracht bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Het college is op grond van de Wmo 2015 niet gehouden om een voorziening te treffen die appellante in staat stelt zich bovenregionaal te verplaatsen. Dit is slechts anders in bijzondere gevallen, maar volgens de rechtbank is hiervan in de situatie van appellante niet gebleken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college met de verstrekte financiële maatwerkvoorziening een passende bijdrage heeft geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft – samengevat en voor zover van belang – aangevoerd dat het onderzoek door het college niet deugdelijk is geweest. Appellante is voor een zelfstandig gebruik van haar keuken aangewezen op een keukenaanpassing. Haar partner is wegens medische redenen niet in staat om in de keuken hulp te bieden. Het aanbrengen van aanpassingen in de keuken of het opnieuw inrichten van de keuken behoort niet tot de mogelijkheden. Verder heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de financiële maatwerkvoorziening van € 50,- per maand onvoldoende is om te kunnen voorzien in haar vervoersbehoefte en in de bijbehorende vaste kosten die zijn verbonden aan het gebruik van haar auto.