Home

Centrale Raad van Beroep, 16-09-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1404, 23/2217 TOZO

Centrale Raad van Beroep, 16-09-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1404, 23/2217 TOZO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
16 september 2025
Datum publicatie
1 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:1404
Zaaknummer
23/2217 TOZO

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk bezwaar. Laattijdige indiening bezwaarschrift. Betwisting ontvangst besluit. Contra-indicaties. Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit van 20 mei 2020 is voorzien van de juiste adressering en dat het niet-aangetekend aan appellant is verstuurd. Ook is niet in geschil dat het college niet beschikt over een deugdelijke verzendadministratie. De Raad is het echter eens met de rechtbank dat er contra-indicaties zijn op grond waarvan aannemelijk is dat appellant al eerder dan 5 augustus 2022 van het besluit van 20 mei 2020 op de hoogte is geweest. Appellant heeft niet tijdig bezwaar gemaakt en heeft daarvoor geen verschoonbare redenen aangedragen.

Uitspraak

23/2217 TOZO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juni 2023, 22/4667 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Breda (college)

Datum uitspraak: 16 september 2025

In deze zaak heeft het college het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Appellant stelt dat hij het besluit niet heeft ontvangen en betwist dat het college het besluit heeft verzonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er contra-indicaties zijn waaruit volgt dat appellant het besluit moet hebben ontvangen, waarmee ook de verzending aannemelijk is. Volgens appellant zijn dergelijke contra-indicaties er niet. Appellant krijgt geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift en – op verzoek van de Raad – een nader stuk ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 juli 2025. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R. van Heugten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Met een besluit van 11 mei 2020 heeft het college aan appellant inkomensondersteuning toegekend op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), in de vorm van bijstand om niet naar de norm voor gehuwden, voor de periode van 1 maart 2020 tot 1 juni 2020.

1.2.

Met een besluit van 20 mei 2020 heeft het college aan appellant een lening voor bedrijfskapitaal op grond van de Tozo ter hoogte van het maximale bedrag van € 10.157,- toegekend.

1.3.

Met een besluit van 15 juli 2020, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 14 april 2021, heeft het college een aanvraag van appellant op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 afgewezen. Voorafgaand aan het besluit van 14 april 2021 heeft op 9 maart 2021 een (telefonische) hoorzitting met appellant plaatsgevonden. Hiervan heeft het college een verslag opgemaakt.

1.4.

Appellant heeft op 26 juli 2022 telefonisch contact gehad met een medewerker van de gemeente in verband met onduidelijkheid over door hem ontvangen acceptgiro’s. Het college heeft naar aanleiding daarvan onder meer de besluiten van 11 mei 2020 en 20 mei 2020 aan appellant in kopie toegezonden. Met een brief van 16 augustus 2022 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 mei 2020.

1.5.

Met een besluit van 14 september 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De termijnoverschrijding is volgens het college niet verschoonbaar, omdat niet aannemelijk is dat appellant het besluit niet eerder heeft ontvangen, waardoor hij niet eerder heeft kunnen reageren.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels