Centrale Raad van Beroep, 15-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1065, 23/2750 PW
Centrale Raad van Beroep, 15-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1065, 23/2750 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 juli 2025
- Datum publicatie
- 12 augustus 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:1065
- Zaaknummer
- 23/2750 PW
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand. Energietoeslag 2022. Vaststelling inkomen. Particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering is inkomen als bedoeld in art. 32 lid 1 onder a PW. Deze uitkering is bedoeld ter compensatie voor verlies van arbeidsvermogen en komt naar zijn aard overeen met een periodiek te ontvangen bedrag aan sociale zekerheidsuitkering dat kan worden ingezet voor levensonderhoud, waarop de bijstand slechts behoeft aan te vullen. Tegen deze achtergrond is voor de beoordeling of de verzekeringsuitkering inkomen is in de zin van art. 32 lid 1 onder a PW niet van belang dat volgens appellant de arbeidsongeschiktheidsverzekering is aan te merken als een zogeheten sommenverzekering, waarvoor premies zijn geheven.
Uitspraak
23/2750 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 augustus 2023, 23/1715 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (college)
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Deze zaak gaat over de afwijzing van de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand in de vorm van een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. Het college heeft de aanvraag afgewezen met als reden dat het inkomen van appellant in de referteperiode te hoog is geweest. Appellant heeft aangevoerd dat zijn uitkering op grond van zijn particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering ten onrechte is meegenomen bij de vaststelling van zijn inkomen. Daarnaast heeft het college niet de gehele verhoging van zijn uitkering wegens hulpbehoevendheid buiten beschouwing gelaten. Verder heeft hij aangevoerd dat het college geen rekening heeft gehouden met zijn schulden en met het daaruit voortvloeiende verminderde besteedbaar inkomen. Appellant krijgt geen gelijk. De afwijzing van de aanvraag blijft in stand.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.R. van der Pol, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft vragen van de Raad beantwoord en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 juni 2025. Voor appellant is verschenen mr. Van der Pol. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J. Krol.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Verder ontvangt appellant een uitkering op grond van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Op 4 november 2022 heeft hij een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in de vorm van een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022.
Naar aanleiding van de bij de aanvraag ontvangen uitkeringsspecificaties van de WAO/Wajong-uitkering heeft een medewerker Inkomen en Zorg van de gemeente telefonisch contact gehad met appellant en met een medewerker van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Uit het contact met het Uwv is naar voren gekomen dat de WAO/Wajong-uitkering van appellant wegens hulpbehoevendheid is verhoogd van 75% tot 85% van het laatstverdiende loon, respectievelijk het minimumloon.
Met een besluit van 23 november 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 8 maart 2023 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant geen laag inkomen heeft in de zin van de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag [woonplaats] 2022-2 (Beleidsregels). Appellant heeft een maandelijks inkomen van € 1.457,60, inclusief vakantiegeld. Daarbij is rekening gehouden met de WAO,60, inclusief vakantiegeld. Daarbij is rekening gehouden met de /Wajong-uitkering, verminderd met de verhoging van de uitkering met 10% wegens hulpbehoevendheid, en met de uitkering op grond van de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Met dit inkomen komt hij boven de in de Beleidsregels vastgestelde inkomensgrens van 125% van de toepasselijke bijstandsnorm. In het geval van appellant komt dat neer op € 1.364,64.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.