Home

Centrale Raad van Beroep, 25-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1017, 23/3273 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep, 25-06-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1017, 23/3273 AOW-PV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
25 juni 2025
Datum publicatie
15 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:1017
Zaaknummer
23/3273 AOW-PV

Inhoudsindicatie

Intrekking en en teugvordering AOW-pensioen. Appellante was over de periode van 2002 tot 1 juni 2005 in Turkije verzekerd voor een ouderdomspensioen waardoor zij over die periode niet in Nederland verzekerd was op grond van huwelijkse tijdvakken. Op grond van artikel 16 van het NTV geen recht op AOW-pensioen. Hoger beroep slaagt voor zover het ziet op de terugvordering. De Svb heeft vanwege dringende reden afgezien van terugvordering. Hoger beroep slaagt en de terugvordering zal worden herroepen. Vergoeding proceskosten.

Uitspraak

23/3273 AOW-PV

Datum uitspraak: 25 juni 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2023, 23/2964 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats], Turkije (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Zitting hebben: M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter, A. Hoogenboom en J.P. Loof, als leden.

Griffier: N. El Khabazi

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 juni 2025. Voor appellante is mr. R. Küçükünal, advocaat, verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak;

-

verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 12 april 2023 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarmee een bedrag van € 320,37 wordt teruggevorderd;

-

herroept het besluit van 15 november 2022 dat ziet op de terugvordering;

-

veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.628,-;

-

bepaalt dat de Svb aan appellante het door haar in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt van in totaal € 186,-.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1. Appellante heeft de Turkse nationaliteit en heeft altijd in Turkije gewoond. Zij is op [datum 1] 2002 gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot is in Nederland over de periode 1 januari 1971 tot en met 31 mei 2005 verzekerd geweest voor de AOW1 en bereikte op 1 juni 2005 de pensioengerechtigde leeftijd. Hij is op [datum 2] 2021 overleden.

1.1.

De aanvraag van appellante om een AOW-pensioen heeft geleid tot een besluit van de Svb van 2 december 2021, waarin aan haar een pensioen is toegekend vanaf augustus 2022, met een korting van 92%. Aan dat besluit is ten grondslag gelegd dat, omdat de echtgenoot van appellante in Nederland verzekerd was geweest, appellante op grond van zogenoemde huwelijkse tijdvakken verzekerd wordt geacht van [datum 1] 2002 tot en met 31 mei 2005.

1.2.

Vanwege het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante ook een ANW-uitkering2 aangevraagd. In deze aanvraagprocedure is gebleken dat appellante een ouderdomspensioen uit Turkije ontvangt, gebaseerd op eigen verzekerde tijdvakken over de periode 20 januari 1988 tot 14 januari 2021.

1.3.

Hierop heeft de Svb op 15 november 2022 een tweetal besluiten genomen. In het eerste besluit wordt het recht van appellante op een AOW-pensioen ingetrokken. In het tweede besluit wordt het aan appellante uitbetaalde AOW-pensioen over de maanden augustus 2022 tot en met oktober 2022 tot een bedrag van € 320,37 teruggevorderd. Het bezwaar tegen beide besluiten is met een besluit van 12 april 2023 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De Svb heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante over de periode [datum 1] 2002 tot 1 juni 2005 in Turkije verzekerd was voor een ouderdomspensioen, zodat zij in diezelfde periode niet in Nederland verzekerd was op grond van huwelijkse tijdvakken. Dat volgt uit artikel 24 van het NTV.3 Daarnaast heeft appellante, anders dan zij heeft gesteld, geen recht op overname van het door haar echtgenoot opgebouwde pensioen.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante voert aan dat zij niet alleen AOW-pensioen heeft opgebouwd op grond van huwelijke tijdvakken, maar dat zij op grond van artikel 16 van het NTV ook recht heeft op het door haar overleden echtgenoot opgebouwde pensioen. Artikel 24 van het NTV staat toekenning daarvan alleen in de weg voor de periode waarover appellante pensioen in Turkije heeft opgebouwd (20 januari 1988 tot 14 januari 2021). Het overgebleven pensioen, op basis van door haar echtgenoot vervulde verzekerde tijdvakken over de periode 1 januari 1971 tot 20 januari 1988, behoort aan appellante te worden toegekend.

3.2.

De Svb stelt zich op het standpunt dat appellante geen recht heeft op een AOW-pensioen als gevolg van artikel 24 van het NTV. Uit artikel 16 van het NTV vloeit geen recht voort op overname van het door de echtgenoot opgebouwde pensioen. Artikel 16 maakt onderdeel uit van titel III, hoofdstuk 1 van het NTV. Dit hoofdstuk ziet enkel op de bijzondere bepalingen die gelden ten aanzien van Ziekte en Moederschap en niet op de bijzondere bepalingen die gelden voor Ouderdom en overlijden (pensioenen). Die zijn ondergebracht in hoofdstuk 3 van titel III van het NTV.

3.3.

Naar aanleiding van vragen van de Raad over de gevolgen van de uitspraak van 18 april 20244 over de verruimde uitleg van het begrip dringende redenen, heeft de Svb met een brief van 27 juni 2024 laten weten dat hij van terugvordering van het teveel ontvangen AOWpensioen over de periode augustus tot en met oktober 2022 afziet.

4.1.

De Raad overweegt als volgt. Het bestreden besluit bestaat uit twee componenten: een intrekking van het recht op een AOW-pensioen en de terugvordering van het al verstrekte AOW-pensioen. Voor wat betreft de intrekking slaagt de door appellante aangevoerde beroepsgrond niet. Uit artikel 16 van het NTV vloeit niet voort dat appellante recht heeft op het door haar echtgenoot in Nederland opgebouwde pensioen. De bewoordingen van dat artikel gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder m, van het NTV, en de plaatsing van artikel 16 in het hoofdstuk ‘Ziekte en Moederschap’ maken duidelijk dat dat artikel niet ziet op de opbouw van pensioenrechten. Dit wordt bevestigd door het feit dat er een apart hoofdstuk in het NTV is opgenomen dat ziet op ‘Ouderdom en overlijden (pensioenen)’, waarin ook artikel 24 is opgenomen.

4.2.

Voor wat betreft de terugvordering heeft de Svb in een brief van 27 juni 2024 aangegeven dat hij dringende redenen ziet om daar vanaf te zien. Het hoger beroep slaagt dus voor zover het ziet op de terugvordering. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het bestreden besluit op het onderdeel dat ziet op de terugvordering niet in stand blijft. Het besluit van 15 november 2022 dat ziet op terugvordering zal worden herroepen. Omdat het hoger beroep slaagt, krijgt appellante een vergoeding voor haar proceskosten. Deze worden begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907,- per punt) en € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907,- per punt). De Svb moet ook het door appellante betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep vergoeden.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer

(getekend) N. El Khabazi (getekend) M.A.H. van Dalen-Van Bekkum

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke verdragsregels

TITEL I. Algemene bepalingen

Artikel 1, aanhef en onder m

Voor de toepassing van dit Verdrag:

(...)

wordt onder „uitkeringen”, „pensioenen” of „renten” verstaan de uitkeringen, pensioenen of renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen, de bijslagen, de uitkeringen op grond van herziening of de aanvullende uitkeringen, alsmede de als afkoopsom uitgekeerde bedragen welke in de plaats kunnen treden van de pensioenen of renten.

TITEL III. Bijzondere bepalingen

HOOFDSTUK 1. Ziekte - Moederschap

(...)

Artikel 16

1. Wanneer de rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens zowel de wettelijke regeling van de ene als die van de andere Verdragsluitende Partij, woonachtig is op het grondgebied van één dier Partijen en hij volgens de wettelijke regeling van deze Partij recht op verstrekkingen heeft, worden deze aan hemzelf en aan zijn gezinsleden verleend door het orgaan van zijn woonplaats, alsof hij in het genot was van een pensioen of rente, uitsluitend verschuldigd op grond van de wettelijke regeling van het land van zijn woonplaats. Genoemde verstrekkingen komen ten laste van het orgaan van de woonplaats.

HOOFDSTUK 3. Ouderdom en overlijden (pensioenen)

(...)

Artikel 24

De in Turkije wonende echtgenote, beneden de leeftijd van 65 jaar, van een verzekerde ingevolge de Nederlandse wettelijke regeling inzake ouderdomsverzekering is eveneens verzekerd, behoudens, al naar gelang het geval, over het tijdvak:

  1. gedurende hetwelk zij tevens tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens een Turkse regeling van verplichte ouderdomsverzekering;

  2. gedurende hetwelk zij op grond van een zodanige regeling een ouderdomspensioen geniet.