Centrale Raad van Beroep, 02-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1015, 23/1284 JW
Centrale Raad van Beroep, 02-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1015, 23/1284 JW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 juli 2025
- Datum publicatie
- 14 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:1015
- Zaaknummer
- 23/1284 JW
Inhoudsindicatie
Aanvraag voor een voorziening om jeugdhulp terecht afgewezen. Door gebruik te maken van het blokkeringsrecht heeft appellante verhinderd dat het college kennis heeft kunnen nemen van het medisch advies. Zonder inzage in het medisch advies kan het college niet vaststellen of jeugdhulp nodig is, en zo ja, welke jeugdhulp en in welke omvang. Appellante heeft dan ook niet de medewerking verleend die redelijkerwijs nodig was.
Uitspraak
23/1284 JW
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2023, 22/1107 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
SAMENVATTING
Deze uitspraak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellante voor een voorziening om jeugdhulp terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Door het inroepen van het blokkeringsrecht heeft appellante onvoldoende medewerking verleend, waardoor het college de noodzaak voor deze voorziening niet kan vaststellen.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.A. Alderlieste, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 april 2025. Voor appellante is mr. Alderlieste verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Hielkema.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 2004, ontving sinds 1 januari 2015 een voorziening voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw), bestaande uit persoonlijke verzorging in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) informeel. Op 11 november 2020 is namens appellante een aanvraag gedaan om een verlenging van deze voorziening voor jeugdhulp.
Met een besluit van 11 februari 2021 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft het standpunt ingenomen dat de hulpvraag valt onder de eigen kracht van het gezin. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen de onzorgvuldige voorbereiding van dat besluit. Het college heeft bepaald dat nu de hulpvraag van appellante nog niet is vastgesteld, de benodigde hulp naar aard en omvang nog niet is bepaald en onvolledig onderzoek is gedaan naar de eigen kracht van de ouders, appellante nog een keer de mogelijkheid geboden moet worden om mee te werken aan een onderzoek naar de behoefte van appellante aan jeugdhulp. Dit onderzoek dient bij voorkeur door een onafhankelijke deskundige te gebeuren.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de beroepsprocedure heeft Trompetter & Partners B.V. op verzoek van het college onderzoek verricht en op 19 augustus 2022 advies uitgebracht. Appellante heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht waardoor het college van het medisch advies geen kennis heeft kunnen nemen.
In het aanvullend verweerschrift van 26 september 2022 heeft het college het standpunt ingenomen dat het college zonder inzage in het medisch advies de noodzaak van de gevraagde voorziening voor jeugdhulp niet kan vaststellen. Het college kan niet alsnog vaststellen wat de hulpvragen zijn, welke ondersteuningsbehoefte appellante heeft, welke voorliggende voorzieningen er zijn en of de eigen kracht onvoldoende toereikend is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Het college heeft terecht van appellante kunnen vragen om mee te werken aan een onderzoek alvorens tot een definitief besluit te komen. Doordat appellante gebruik heeft gemaakt van haar blokkeringsrecht kan het college niet anders dan voor het vervolg te beslissen op basis van de beschikbare informatie.
Het standpunt van appellant
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.