Centrale Raad van Beroep, 03-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1004, 24/369 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 03-07-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1004, 24/369 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 3 juli 2025
- Datum publicatie
- 9 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:1004
- Zaaknummer
- 24/369 WMO15
Inhoudsindicatie
Afwijzing van een maatwerkvoorziening voor individuele ondersteuning. Betrokkene had hulp nodig bij de administratie en financiën en voor activiteiten buitenshuis. Naar algemeen aanvaarde opvattingen kan verwacht worden dat de inwonende dochter helpt bij de financiën. Voor de activiteiten buitenhuis kon betrokkene gebruik maken van beschikbare algemene voorzieningen. Dat zij de voorkeur gaf aan begeleiding van een uitwonende dochter was haar eigen keuze.
Uitspraak
24/369 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 2 januari 2024
Partijen:
de erven van [betrokkene] (betrokkene) laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 3 juli 2025
In opdracht van de Raad heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Met deze nieuwe beslissing op bezwaar heeft het college de aanvraag van betrokkene voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 afgewezen. In deze uitspraak verklaart de Raad het beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar ongegrond. Het college mocht de aanvraag voor een maatwerkvoorziening afwijzen op de grond dat betrokkene voor de gewenste ondersteuning een beroep kon doen op gebruikelijke hulp dan wel gebruik kon maken van algemene voorzieningen.
PROCESVERLOOP
Met een uitspraak van 31 mei 20231heeft de Raad de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2021, 21/231, vernietigd. De Raad heeft daarbij het beroep tegen het besluit van 7 januari 2021 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De Raad heeft het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat beroep tegen de te nemen beslissing op bezwaar uitsluitend bij de Raad kan worden ingesteld.
Met een besluit van 2 januari 2024 heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit).
Namens betrokkene heeft mr. F.R.G. Keijzer, advocaat, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is op [datum] 2024 overleden. Appellanten hebben laten weten de procedure voort te willen zetten.
Appellanten hebben een nader stuk ingediend. Het college heeft hierop gereageerd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 mei 2025. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. F.R.G. Keijzer en mr. B.C. Santpoort. Het college is niet verschenen.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 31 mei 2023.
Kort gezegd ging de uitspraak van 31 mei 2023 over een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Naar het oordeel van de Raad had het college onvoldoende zorgvuldig onderzoek verricht, omdat de omvang van de ondersteuningsbehoefte niet was vastgesteld. Hierdoor kon niet worden beoordeeld of de noodzakelijke hulp naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid kon worden verwacht van de inwonende volwassen dochter en het inwonende volwassen kleinkind.
Het bestreden besluit
2. Om uitvoering te geven aan de uitspraak van de Raad heeft het college Argonaut opdracht gegeven nieuw onderzoek te verrichten. Dit heeft geleid tot een advies van Argonaut van 14 september 2023.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2020 opnieuw ongegrond verklaard. Op basis van het advies van Argonaut is het college tot de conclusie gekomen dat de ondersteuningsbehoefte van betrokkene (voor zover vallend binnen de maatwerkvoorziening aanvullende individuele ondersteuning) bestaat uit activiteiten en het maken van een wandeling (een paar keer per week) en hulp bij de administratie en financiën (wekelijks). De beschikbare algemene voorzieningen en de gebruikelijke hulp die van de inwonende volwassen dochter verwacht mag worden, staan in de weg aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor deze hulpvragen. Verder heeft het college erop gewezen dat betrokkene met ingang van 12 juli 2023 is geïndiceerd voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg.
Het standpunt van appellanten
3. Appellanten zijn het met het bestreden besluit niet eens. Wat zij daartegen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.