Home

Centrale Raad van Beroep, 16-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:84, 22/2305 PW

Centrale Raad van Beroep, 16-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:84, 22/2305 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
16 januari 2024
Datum publicatie
24 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:84
Zaaknummer
22/2305 PW

Inhoudsindicatie

Bezwaar tegen inhoudingen in verband met schuld niet-ontvankelijk. Het bezwaar tegen de inhoudingen wegens schulden is niet-ontvankelijk, omdat de uitkeringsspecificaties geen besluiten zijn in de zin van de Awb. Het college had daarover namelijk eerder al een besluit genomen. Dat geldt niet voor de inhoudingen wegens de bestuursrechtelijke premie. Die inhoudingen zijn met een besluit gelijk te stellen. De Raad komt met de rechtbank tot het oordeel dat het college het bezwaar daartegen terecht ongegrond heeft verklaard. Het college was namelijk verplicht om uitvoering te geven aan het verzoek van het CAK.

Uitspraak

22/2305 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2022, 21/1821 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

Datum uitspraak: 16 januari 2024

Het college heeft op de bijstandsuitkering van appellant over mei, juni en juli 2020 bedragen ingehouden in verband met een openstaande schuld van appellant aan het college en bedragen ingehouden als betaling van een bestuursrechtelijke premie op verzoek van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Appellant heeft vanwege die inhoudingen bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificaties over die maanden. De Raad komt met de rechtbank tot het oordeel dat het bezwaar tegen de inhoudingen wegens schulden niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat de uitkeringsspecificaties geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college had daarover namelijk eerder al een besluit genomen. Dat geldt niet voor de inhoudingen wegens de bestuursrechtelijke premie. Die inhoudingen zijn met een besluit gelijk te stellen. De Raad komt met de rechtbank tot het oordeel dat het college het bezwaar daartegen terecht ongegrond heeft verklaard. Het college was namelijk verplicht om uitvoering te geven aan het verzoek van het CAK. En voor een onderzoek door het college naar de juistheid van het besluit dat ten grondslag ligt aan het verzoek van het CAK was geen plaats. Het hoger beroep slaagt daarom niet en de inhoudingen blijven in stand. Om die reden wordt ook het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld, nadere stukken ingediend en verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 november 2023. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Hielkema.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW), in de periode waar het hier om gaat naar de norm voor een alleenstaande.

1.2.

Met een besluit van 29 april 2020 heeft het college bepaald dat vanaf 1 maart 2020 maandelijks een bedrag wordt ingehouden op de bijstandsuitkering van appellant in verband met een schuld van hem aan het college. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt en het college heeft het besluit uitgevoerd.

1.3.

Daarnaast heeft het college vanaf juni 2020 op verzoek van het CAK een bestuursrechtelijke premie ingehouden op de bijstandsuitkering van appellant.

1.4.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de in 1.2 en 1.3 genoemde inhoudingen op zijn bijstandsuitkering, zoals die zijn vermeld op de uitkeringsspecificaties van de maanden mei, juni en juli 2020. Bij besluit van 12 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen die uitkeringsspecificaties ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het gaat over de inhoudingen in verband met een schuld aan het college, het bestreden besluit in zoverre vernietigd en het bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij voert over de inhoudingen in verband met een schuld aan dat het voor hem onduidelijk is op welke vordering(en) van het college de inhoudingen betrekking hebben en dat de inhoudingen in verband daarmee onjuist zijn. Over de inhoudingen op verzoek van het CAK voert appellant aan dat hij ten onrechte als wanbetaler is aangemerkt en dat het college had moeten onderzoeken of het besluit dat ten grondslag ligt aan het verzoek van het CAK om de bestuursrechtelijke premie op de bijstandsuitkering van appellant in te houden wel juist was.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels