Home

Centrale Raad van Beroep, 12-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1171, 22 / 2376 PW

Centrale Raad van Beroep, 12-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1171, 22 / 2376 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 juni 2023
Datum publicatie
4 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1171
Zaaknummer
22 / 2376 PW

Inhoudsindicatie

Bezwaar niet-ontvankelijk. Afwijzing vovo-verzoek. Uitkeringsspecificatie. Herhaald besluit. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de uitkeringsspecificaties over de maanden januari tot en met mei 2021 volgt dat de inhouding in verband met de bestuursrechtelijke premie in deze maanden gelijk is. In de salarisspecificatie van mei 2021 komen dus geen nieuwe elementen tot uiting ten opzichte van de voorgaande salarisspecificaties. Daarom is de salarisspecificatie van mei 2021 geen besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat tegen deze uitkeringsspecificatie geen bezwaar kon worden gemaakt en dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

22/2376 PW, 23/1113 PW-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2022, 21/4887 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb van 5 april 2023

Partijen:

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Uitspraak: 12 juni 2023

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van mei 2021. Het college heeft met een besluit van 20 oktober 2021 (bestreden besluit) dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft met de uitspraak van 8 juni 2022 het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten.

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak en op 5 april 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023. Beide partijen zijn opgeroepen te verschijnen. Verzoeker is verschenen. Het college heeft zich, na bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter of het college het bezwaar van verzoeker tegen de uitkeringsspecificatie van mei 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college heeft gesteld dat de uitkeringsspecificatie niet kan worden aangemerkt als een besluit gericht op rechtsgevolg. Dit betekent dat daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank is het hier mee eens. Ook de voorzieningenrechter is van oordeel dat tegen de uitkeringsspecificatie van mei 2021 geen bezwaar kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter komt daarom tot een bevestiging van de aangevallen uitspraak. Gelet daarop is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

De standpunten van partijen

Het standpunt van verzoeker

1. Verzoeker heeft zich, zoals ter zitting nader toegelicht, op het standpunt gesteld dat de premie voor de zorgverzekering al vanaf 1998 op zijn bijstandsuitkering wordt ingehouden. Hij begrijpt niet hoe er een schuld aan de zorgverzekeraar kan zijn ontstaan. Hij vindt dat er ten onrechte beslag wordt gelegd op zijn bijstandsuitkering en dat hij als gevolg daarvan al jarenlang beschikt over te weinig inkomen. Verder heeft hij gesteld dat het college geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 13 juli 2021.1 In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter vermeld dat is gebleken dat verzoeker hulp nodig heeft om uit de al jaren voortdurende situatie van de inhouding van de bestuursrechtelijke premie te komen en dat het wenselijk is dat partijen alsnog tot een gesprek komen en proberen een oplossing te vinden voor de gerezen problematiek. Verzoeker heeft gesteld dat het college daar geen gevolg aan heeft gegeven. Het college heeft verzoeker weliswaar uitgenodigd voor een gesprek, maar daarna heeft het college de gemaakte afspraak geannuleerd. Daarna heeft verzoeker niets meer gehoord van het college. Hij wil nog steeds graag tot een oplossing komen.

Het standpunt van het college

2. Het college heeft in een brief van 2 juni 2023 meegedeeld dat verzoeker het aanbod is gedaan om door middel van het verstrekken van leenbijstand te komen tot aflossing van de schuld bij de zorgverzekeraar. Hoewel verzoeker tot op de dag vandaag nog geen gebruik heeft willen maken van dit aanbod, staat die mogelijkheid nog steeds open.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels