Home

Centrale Raad van Beroep, 24-01-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:236, 14/4363 ZW

Centrale Raad van Beroep, 24-01-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:236, 14/4363 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 januari 2019
Datum publicatie
25 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2019:236
Zaaknummer
14/4363 ZW

Inhoudsindicatie

De door de Raad geraadpleegde deskundige is in haar rapport van 28 september 2017 tot de conclusie gekomen dat bij appellant sprake is van ASS en dat appellant op grond daarvan per 28 augustus 2013 als verdergaand beperkt moet worden beschouwd dan door de verzekeringsartsen van het Uwv was aangenomen. Na kennisname van de zienswijzen van partijen op hun rapport hebben de deskundigen de conclusies onverkort gehandhaafd. Het rapport van de deskundigen wordt begrijpelijk en goed gemotiveerd geacht. Geen sprake van onzorgvuldig onderzoek. Standpunt Uwv wordt onderschreven dat de door deskundigen genoemde extra beperkingen voor appellant geen belemmering vormen om ten minste een van de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies te vervullen.

Uitspraak

14 4363 ZW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

8 juli 2014, 13/6810 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 24 januari 2019

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.D. Koren hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Namens appellant is op 28 mei 2015 een multidisciplinair rapport van psychiater

dr. A.J.W.M. Trompenaars en dr. drs. L.E.E. Ligthart van 26 maart 2015 overgelegd.

Het Uwv heeft met verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn zienswijze hierop gegeven.

Appellant heeft een nadere reactie van Trompenaars van 29 september 2015 ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Koren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

Na de zitting is het onderzoek heropend.

Op verzoek van de Raad is een onafhankelijk deskundigenonderzoek verricht door psychiater dr. H.E. Becker en psychiater i.o. H.J. Goijen (deskundigen). Het verslag daarvan is op 28 september 2017 uitgebracht.

Partijen hebben hierop hun zienswijze gegeven.

De deskundigen hebben na toezending van de zienswijze van partijen hun eerdere conclusies onverkort gehandhaafd.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M. van der Veen, kantoorgenoot van mr. Koren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer Eijmael.

OVERWEGINGEN

1.1.

Het Uwv heeft bij besluit van 6 februari 2013 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 26 maart 2013 geen recht op uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan. Appellant werd ongeschikt geacht voor het werk dat hij laatstelijk feitelijk heeft verricht, maar in staat geacht ten minste 65% van zijn laatste inkomen te verdienen met het vervullen van de functies wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur, samensteller kunststof- en rubberindustrie en productiemedewerker machinaal inpakken. Het bezwaar hiertegen werd bij besluit van 28 mei 2013 ongegrond verklaard. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.

1.2.

Appellant heeft zich op 23 juli 2013 ziek gemeld met klachten van moeheid, lusteloosheid, piekeren en snel geïrriteerd zijn. Op dat moment ontving appellant een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.

1.3.

Op 20 augustus 2013 heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant geschikt geacht voor de in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 20 augustus 2013 vastgesteld dat appellant per 28 augustus 2013 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).

1.4.

Bij besluit van 16 oktober 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 oktober 2013 ten grondslag.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen geen aanleiding te zien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en de uitkomsten van het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep verrichte medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit.

3.1.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv zijn klachten heeft onderschat. Appellant acht zich door de moeheidsklachten en de psychische problematiek verdergaand beperkt dan door het Uwv aangenomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant verwezen naar het op zijn verzoek uitgebrachte rapport van Trompenaars van 26 maart 2015. Deze komt tot de conclusie dat bij appellant sprake is van een ernstige depressieve stoornis en van een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en schizoïde persoonlijkheidstrekken. Trompenaars acht op diverse onderdelen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die ten tijde van de WIA-beoordeling was opgesteld aanvullende beperkingen aan de orde.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Daartoe heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat bij appellant veeleer sprake is van een autisme spectrum stoornis (ASS), welke diagnose ook al in 2011 werd gesteld door een op verzoek van het Uwv uitgebracht expertiserapport van psychiater W.M.J. Hassing. Appellant is volgens het Uwv minder vergaand beperkt dan door Trompenaars voorgestaan.

3.3.

Op verzoek van de Raad hebben de onder procesverloop vermelde deskundigen de Raad op 28 september 2017 van verslag en advies gediend. Partijen hebben hun zienswijze op het rapport gegeven.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is

geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

4.2.

De door de Raad geraadpleegde deskundige is in haar rapport van 28 september 2017 tot de conclusie gekomen dat bij appellant sprake is van ASS en dat appellant op grond daarvan per 28 augustus 2013 als verdergaand beperkt moet worden beschouwd dan door de verzekeringsartsen van het Uwv was aangenomen. Het betreft de aspecten het verdelen van aandacht, het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van eigen gevoelens, het omgaan met conflicten en samenwerken. Nadat de deskundigen hadden kennisgenomen van de zienswijzen van partijen op hun rapport hebben zij haar conclusies onverkort gehandhaafd.

4.3.

Naar vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Vormen de daartegen aangevoerde bezwaren een gemotiveerde betwisting, dan moet de rechter zodanig motiveren dat daarbij inzicht wordt gegeven in de aan het oordeel van de rechter ten grondslag liggende gedachtegang, waardoor deze voor anderen controleerbaar en aanvaardbaar wordt.

4.4.

Het rapport van de deskundigen wordt begrijpelijk en goed gemotiveerd geacht. In de door appellant genoemde bezwaren wordt geen aanleiding gezien om de conclusies van de deskundigen niet te volgen. In dit verband wordt overwogen dat de omstandigheid dat de deskundigen afwijken van het standpunt van Trompenaars geen reden is de conclusie van de deskundigen niet te volgen. Het feit dat de artsen van het Uwv en de door appellant geraadpleegde psychiater de medische situatie van appellant wat betreft de aard van de aandoening en de ernst van de beperkingen verschillend hebben ingeschat, was juist de reden voor het raadplegen van de deskundigen. De deskundigen hebben de bedenkingen van appellant en Trompenaars beoordeeld en hierin geen reden gezien hun eigen conclusies bij te stellen.

4.5.

Ook de stelling van appellant dat de wijze waarop de deskundigen het onderzoek hebben gedaan onzorgvuldig is geweest, slaagt niet. Het rapport is ondertekend door psychiater Becker, die daarmee volledig verantwoordelijk is voor (de inhoud van) het rapport. Ook anderszins is er geen aanleiding om aan de deskundigheid van de opstellers van het rapport te twijfelen.

4.6.

Verder wordt overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv bij rapport van 29 november 2017 heeft toegelicht dat de door de deskundigen genoemde extra beperkingen, die voor appellant op de datum in geding aan de orde waren, voor appellant geen belemmering vormen om ten minste een van de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies te vervullen, omdat de functies op die aspecten geen belasting kennen. Dit standpunt van het Uwv wordt onderschreven.

5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.6 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van L. Boersma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2019.

(getekend) E.W. Akkerman

(getekend) L. Boersma

md