Home

Centrale Raad van Beroep, 30-09-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3324, 14/3937 ZW

Centrale Raad van Beroep, 30-09-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3324, 14/3937 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
30 september 2015
Datum publicatie
1 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2015:3324
Zaaknummer
14/3937 ZW

Inhoudsindicatie

Vaststelling dagloon. Het Uwv heeft voor de bepaling van het dagloon mogen uitgaan van de gegevens die aanwezig zijn in de zogenoemde polis administratie, betreffende onder andere de opgave van werkgeefster van het socialeverzekeringsloon (sv-loon).

Uitspraak

14/3937 ZW

Datum uitspraak: 30 september 2015

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van

3 juni 2014, 14/859 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H.C.M. Schaeken, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Beide partijen hebben nadere stukken overgelegd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2015, waar appellant - met voorafgaand bericht - niet is verschenen. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.P.W.M. Wiertz.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant heeft op basis van een uitzendovereenkomst met [naam BV] (werkgeefster) als uitzendkracht chauffeurswerkzaamheden verricht voor [naam inlener] (inlener). Deze werkzaamheden heeft appellant op 9 juli 2013 gestaakt wegens ziekte.

1.2.

Het Uwv heeft appellant bij besluit van 30 augustus 2013 met ingang van 11 juli 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW), berekend naar een dagloon van € 45,42. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 27 januari 2014 (bestreden besluit). Aan dit besluit ligt het standpunt ten grondslag dat het Uwv voor de bepaling van het dagloon heeft mogen uitgaan van de gegevens die aanwezig zijn in de zogenoemde polisadministratie, betreffende onder andere de opgave van werkgeefster van het socialeverzekeringsloon (sv-loon), dat is vastgesteld op een bedrag van € 8.535.- in het refertejaar, zijnde de periode van 20 mei 2012 tot en met 19 mei 2013.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het Uwv de gegevens uit de polisadministratie niet mocht gebruiken.

3.1.

Appellant heeft betoogd dat hij in het refertejaar aanzienlijk hogere loonbetalingen heeft ontvangen, onder de door werkgeefster gekozen aanduiding “vaste en algemene onkostenvergoeding”. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in toereikende mate heeft aangetoond, dat zijn ex-werkgeefster onjuiste gegevens met betrekking tot zijn sv-loon aan het Uwv heeft verstrekt, waardoor de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn en de ZW-uitkering op een te laag bedrag is vastgesteld.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de ZW wordt voor de berekening van de uitkering als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken is ingetreden, verdiende, doch ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), met betrekking tot een loontijdvak van een dag. Volgens het tweede lid van artikel 15 van de ZW kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld. Deze regels zijn gesteld bij het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit). Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit verstaat onder loon: het loon, bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wfsv. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van deze wet wordt onder loon verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964, waarop enkele, eveneens in voornoemd artikel 16 genoemde, hier niet relevante uitzonderingen bestaan. Volgens artikel 10, eerste lid, van deze wet is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Ingevolge artikel 2, eerste lid van het Besluit wordt voor de toepassing van dit besluit de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.

4.2.

Volgens artikel 2 van de Beleidsregels Uwv gebruik polisregels (Beleidsregels, zie Stcrt. 21 juli 2009, nr. 11028 en Stcrt. 18 december 2013, nr. 35321) gebruikt het Uwv, behoudens het bepaalde in artikel 3, voor besluiten over de vaststelling van het dagloon en het maatmanloon de gegevens die aanwezig zijn in de polisadministratie. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels gebruikt het Uwv, indien het vaststelt dat de gegevens in de polisadministratie niet kunnen worden gebruikt, gegevens uit een andere bron. Zoals de Raad eerder heeft overwogen komt uit de toelichting bij artikel 3 van de Beleidsregels naar voren dat, als het Uwv heeft vastgesteld dat een gegeven in de polisadministratie niet kan worden gebruikt, omdat de werknemer aantoont dat een gegeven onjuist is, de werkgever alsnog een gecorrigeerde loonaangifte zal moeten doen, opdat het Uwv met het juiste loon rekening kan houden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:647).

4.3.

De rechtbank heeft terecht overwogen dat het Uwv het dagloon heeft vastgesteld in overeenstemming met artikel 15 van de ZW en de relevante bepalingen van het Besluit en dat appellant niet heeft aangetoond dat de opgave van werkgeefster onjuist is. Het inlenende bedrijf heeft volgens een e-mail van 1 mei 2014 van de gemachtigde van appellant aan werkgeefster, te kennen gegeven dat de onkostenvergoeding werd verstrekt voor het gebruik van de eigen auto voor transporten en voor lastige ritten met de bedrijfsauto. Deze uitleg lijkt in overeenstemming met de namens appellant ingebrachte loonspecificaties betreffende het refertejaar, waarop steeds individuele reiskosten zijn vermeld die bovendien variabel zijn geweest en waarop bekeuringen in mindering werden gebracht. Dezelfde e-mail van 1 mei 2014, waarin namens appellant aan werkgeefster is verzocht om controle uit te oefenen op de gegevens van de inlener die volgens appellant onjuist zijn, is blijkens het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 19 mei 2014 onbeantwoord gebleven. Niet gebleken is dat werkgeefster eerder dan tijdens de beroepsprocedure is gewezen op dit standpunt van appellant. Tegenover de uitleg van werkgeefster en inlener over de onkostenvergoedingen staat dus alleen de blote ontkenning van appellant dat het niet om onkostenvergoedingen maar om loon zou gaan. Appellant heeft hiermee niet aangetoond dat de gegevens zoals opgenomen in de polisadministratie onjuist zijn en niet gebruikt konden worden.

4.4.

Uit 4.1. tot en met 4.3. volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigt.

5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun als voorzitter en A.I. van der Kris en

F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2015.

(getekend) B.M. van Dun

(getekend) N. van Rooijen