Home

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3621, 12-5004 AW

Centrale Raad van Beroep, 06-11-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3621, 12-5004 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 november 2014
Datum publicatie
11 november 2014
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:3621
Zaaknummer
12-5004 AW

Inhoudsindicatie

Ontslag wegens ongeschiktheid voor de vervulling van haar functie anders dan wegens ziekte of gebreken. Tussentijdse beëindiging tweede verbetertraject. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (ECLI:NL:CRVB:2012:BY1221) is een bestuursorgaan bevoegd een verbetertraject tussentijds te beëindigen, indien het functioneren van de betrokken medewerker onverhoopt zozeer onder de maat blijft, dat de beoogde verbetering redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht. Zo’n geval is hier aan de orde. Hierbij is van betekenis dat het hier een tweede verbetertraject betreft. Geen betekenis is toegekend aan de arbeidsongeschiktheid van betrokkene in de periode voorafgaand aan het tweede verbetertraject.

Uitspraak

12/5004 AW, 13/3870 AW

Datum uitspraak: 6 november 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

21 augustus 2012, 11/5890 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (appellant)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft M.H. Horst, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft op 25 april 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Betrokkene heeft hierop gereageerd door te verwijzen naar haar verweerschrift.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2014. Namens appellant is verschenen mr. A.A. Boes-Kouwenoord. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door

mr. Horst.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene was vanaf 1 februari 2008 werkzaam als handhavingspecialist bij het controleteam Noord van de gemeente Amsterdam.

1.2.

Op 20 mei 2010 heeft de teammanager van het controleteam Noord met betrokkene een beoordelingsgesprek gevoerd over het functioneren van betrokkene over de periode van november 2009 tot en met mei 2010. Van dit gesprek is op 14 juni 2010 door de leidinggevende een verslag opgemaakt. In dit verslag is vastgelegd dat betrokkene onvoldoende scoort op resultaatgerichtheid, probleemoplossend handelen en analytisch vermogen. Er zal een verbeter- en ontwikkeltraject worden gevolgd in de periode van

4 juni 2010 tot 31 oktober 2010.

1.3.

Op 4 november 2010 is een eindverslag opgemaakt door de leidinggevende over het functioneren van betrokkene in de periode van november 2009 tot november 2010, waarbij acht is geslagen op de uitkomsten van het verbeter- en ontwikkeltraject. In dit verslag wordt betrokkene geadviseerd zich te oriënteren op een andere functie, omdat zij niet voldoet aan de kerncompetenties die nodig zijn voor de functie van handhavingspecialist. Vervolgens is een conceptbeoordeling opgesteld. Betrokkene heeft hierop haar zienswijze gegeven. In haar zienswijze bestrijdt zij de conclusies uit de beoordeling niet, maar stelt zij dat de relatie met haar leidinggevende van invloed is geweest op de uitkomst van de beoordeling.

1.4.

Van 21 oktober 2010 tot 7 februari 2011 was betrokkene volledig arbeidsongeschikt.

1.5.

Bij besluit van 27 januari 2011 is de beoordeling van 4 november 2010 vastgesteld. In dit besluit is de afspraak vastgelegd dat betrokkene gedurende vier maanden haar functie hervat bij een andere teammanager in het controleteam Zuid-Oost. Gedurende deze periode kan worden bezien of zij zich kan verbeteren op de negatieve onderdelen uit de beoordeling. Tegen dit besluit heeft betrokkene geen bezwaar ingediend.

1.6.

Nadat betrokkene in februari 2011 was hersteld, is zij bij het team Zuid-Oost gestart met haar tweede verbetertraject. Op 21 april 2011 is met betrokkene een beoordelingsgesprek gevoerd over de periode van 7 februari 2011 tot 21 april 2011, waarbij te kennen is gegeven dat haar functioneren onvoldoende was en zij de belangrijkste competenties mist voor het vak van handhavingspecialist. Nadat betrokkene hierover haar zienswijze had gegeven is deze beoordeling vastgesteld bij besluit van 18 mei 2011.

1.7.

Bij besluit van 26 mei 2011 is aan betrokkene met ingang van 1 oktober 2011 ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor de vervulling van haar functie anders dan wegens ziekte of gebreken. De resterende periode vanaf de datum van het besluit tot de ontslagdatum dient te worden gebruikt voor re-integratie.

1.8.

De bezwaren tegen de besluiten van 18 mei 2011 en 26 mei 2011 zijn bij besluit van

3 november 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

2.1.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Zij heeft vastgesteld dat het college betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om haar functie gedurende de toegezegde periode van vier maanden bij het team Zuid-Oost te hervatten. De beoordeling heeft enkel betrekking op de periode van 7 februari 2011 tot

21 april 2011 en dat is te kort om van een daadwerkelijke verbeterkans te kunnen spreken, mede gelet op het feit dat betrokkene in de periode daaraan voorafgaand langdurig arbeidsongeschikt was.

2.2.

Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 25 april 2013 een nieuwe beslissing op bezwaar (nader besluit) genomen dat op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij deze beoordeling zal worden betrokken.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft hij, samengevat, aangevoerd dat de beoordeling van het tweede verbetertraject op 21 april 2011 dermate negatief was dat dit in zes weken niet meer had kunnen worden omgebogen. De reden om aan betrokkene na de beoordeling van 4 november 2010 nog een verbeterkans te gunnen was gelegen in de stelling van betrokkene dat haar functioneren in controleteam Noord door haar leidinggevende negatief werd beïnvloed. Nu was gebleken dat betrokkene ook met een andere leidinggevende slecht functioneerde, was er geen reden meer om het verbetertraject verder voort te zetten.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

Aangevallen uitspraak

4.1.1.

Een betrokkene behoort in het algemeen de kans te krijgen een afgesproken termijn voor verbetering van het functioneren te voltooien. In afwijking hiervan is, zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 18 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY1221), een bestuursorgaan bevoegd een verbetertraject tussentijds te beëindigen, indien het functioneren van de betrokken medewerker onverhoopt zozeer onder de maat blijft, dat de beoogde verbetering redelijkerwijs uitgesloten moet worden geacht.

4.1.2.

Zo’n geval is hier aan de orde. Hierbij is van betekenis dat het hier een tweede verbetertraject betreft, van dit verbetertraject nog slechts zes weken resteerden en de uitkomsten van de beoordeling van dit verbetertraject overeenkomen met de bevindingen van het eerste verbeter- en ontwikkeltraject, zoals opgenomen in het evaluatieverslag van

4 november 2010. Ook kan uit de beoordeling op 21 april 2011 worden geconcludeerd dat betrokkene ook met een andere leidinggevende onvoldoende functioneerde. Anders dan de rechtbank, hecht de Raad geen betekenis aan de arbeidsongeschiktheid van betrokkene in de periode voorafgaand aan het tweede verbetertraject. Uit de beoordeling komt naar voren dat hiermee rekening is gehouden. Niet is gebleken dat de eerdere arbeidsongeschiktheid het functioneren van appellant tijdens dit traject negatief heeft beïnvloed.

4.1.3.

Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.

Nader besluit

4.2.

Met de vernietiging van de aangevallen uitspraak komt de grondslag aan het nader besluit te ontvallen. De Raad zal ook dit besluit vernietigen.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep tegen het besluit van 3 november 2011 ongegrond;

- vernietigt het besluit van 25 april 2013.

Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en J.J.A. Kooijman en

C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2014.

(getekend) J.Th. Wolleswinkel

(getekend) J.T.P. Pot