Centrale Raad van Beroep, 07-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1324, 11-5301 SUWI
Centrale Raad van Beroep, 07-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1324, 11-5301 SUWI
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 7 augustus 2013
- Datum publicatie
- 8 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2013:1324
- Zaaknummer
- 11-5301 SUWI
Inhoudsindicatie
Voor appellante is een Plan van aanpak opgesteld voor haar re-integratie. Het Plan van aanpak vermeldt als doel van de re-integratie de geschiktheid voor het laatste werk, maar bevat geen concrete afspraken en het behelst geen nadere concretisering van uit de wet voortvloeiende rechten of verplichtingen voor appellante. Met het Plan van aanpak ontstaan geen zelfstandige rechtsgevolgen. Het Plan van aanpak is daarom geen besluit in de zin van de Awb. Het Uwv had het bezwaar van appellante tegen het Plan van aanpak niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Uitspraak
Centrale Raad van Beroep
11/5301 SUWI
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
10 augustus 2011, 11/1063 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013.
Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft zich per 4 december 2009 bij het Uwv ziek gemeld.
1.2. Op 30 september 2010 heeft zij het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. Deze heeft na informatie te hebben ontvangen van de behandelend psycholoog van appellante op
10 januari 2011 een Plan van aanpak (Plan van aanpak) opgesteld. Daarin heeft de verzekeringsarts vermeld dat naar verwachting de mogelijkheden van appellante op termijn zouden toenemen. Gezien de problematiek was hij van mening dat men appellante naast haar bestaande behandeling nog gedeeltelijk naar werk wilde activeren en begeleiden, hetgeen haar herstel zou bevorderen, en dat appellante op termijn voor het spreekuur van de
re-integratiebegeleider zou worden uitgenodigd voor een gesprek over een gedeeltelijke werkhervatting (20 - 24 uur in de week). Aan het slot van het Plan van aanpak is de standaardformulering van de ‟Algemene rechten en plichten” van de klant opgenomen.
1.3. Bij brief van 12 januari 2011 is het Plan van aanpak aan appellante toegestuurd. Appellante heeft tegen het Plan van aanpak bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 maart 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is een rapport van een bezwaarverzekeringsarts van 23 maart 2011 ten grondslag gelegd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen dat de psychische klachten van appellante niet dusdanig ernstig zijn dat in redelijkheid naast een medische behandeling geen re-integratieactiviteiten kunnen worden verlangd.
In hoger beroep heeft appellante de juistheid van de uitspraak van de rechtbank betwist.
De Raad komt tot de volgende ambtshalve beoordeling.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In inmiddels bestendige rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 april 2011, LJN BQ1188) is geoordeeld dat een plan van aanpak een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, indien het gericht is op een zelfstandig rechtsgevolg. Daarvan kan sprake zijn als uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen in het plan van aanpak zodanig worden uitgewerkt dat kan worden gesteld dat met het plan van aanpak is beoogd een zelfstandig rechtsgevolg te doen ontstaan.
Het Plan van aanpak vermeldt als doel van de re-integratie de geschiktheid voor het laatste werk, maar bevat geen concrete afspraken en het behelst geen nadere concretisering van uit de wet voortvloeiende rechten of verplichtingen voor appellante. Met het Plan van aanpak ontstaan geen zelfstandige rechtsgevolgen. Het Plan van aanpak is daarom geen besluit in de zin van de Awb. Het Uwv had het bezwaar van appellante tegen het Plan van aanpak niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, volgt dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en moet worden vernietigd.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante voor verleende rechtsbijstand in beroep groot €472,- en in hoger beroep groot €472,-, in totaal €944,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep:
- -
-
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt het besluit van 28 maart 2011;
- -
-
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
- -
-
veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot €944,-;
- -
-
bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van €153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en
R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D.E.P.M. Bary