Home

Centrale Raad van Beroep, 13-01-2012, BV0833, 10-493 ALGEM

Centrale Raad van Beroep, 13-01-2012, BV0833, 10-493 ALGEM

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 januari 2012
Datum publicatie
16 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2012:BV0833
Zaaknummer
10-493 ALGEM

Inhoudsindicatie

Verzoek om herziening. Geen sprake van feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór uitspraak van de Raad en die pas na die datum bij verzoekster bekend zijn geworden.

Uitspraak

10/493 ALGEM

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van

[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),

van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 juni 2008, 07/6098 en 08/985 in het geding tussen:

verzoekster

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 13 januari 2012

I. PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2011. Verzoekster is verschenen, samen met haar echtgenoot. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad heeft bij zijn uitspraak van 5 juni 2008 - voor zover hier van belang - de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 september 2007 (07/112) bevestigd. Daarbij heeft de Raad overwogen dat tussen verzoekster en de gastdames sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking.

2.1. Verzoekster heeft herziening als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb van deze uitspraak gevraagd. Zij heeft gesteld dat zij door het gerechtshof Leeuwarden bij arrest van 24 december 2008 is vrijgesproken en dat het gerechtshof daartoe onder meer heeft overwogen dat naar zijn oordeel niet bewezen kan worden dat er gedurende de ten laste gelegde periode sprake is geweest van een loondienstverhouding tussen verzoekster enerzijds en de in haar privéhuis werkzame gastdames anderzijds. Verzoekster heeft het arrest van het gerechtshof alsmede een aantal in de procedure bij het gerechtshof afgelegde verklaringen overgelegd.

2.2. Het Uwv heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat hetgeen door verzoekster is aangevoerd geen feiten of omstandigheden bevat in de zin van artikel 8:88 van de Awb.

3.1. De Raad overweegt het volgende.

3.2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

3.3. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening kan alleen worden toegepast indien aangelegenheden van feitelijke aard naar voren zijn gekomen, die al hadden plaatsgevonden toen de uitspraak van 5 juni 2008 werd gedaan, maar die toen bij verzoekster niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Het moet dus gaan om feiten of omstandigheden die hebben plaats gevonden vóór genoemde datum en die pas na die datum bij verzoekster bekend zijn geworden.

3.4. Het arrest van het gerechtshof dateert van 24 december 2008 en voldoet dus niet aan het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, onder a.

3.5. Het door verzoekster overgelegde proces-verbaal van het verhoor van de getuigen [P.] en [S.] is gedateerd 27 december 2007 en de verhoren hebben plaats gevonden op 17 december 2007 in aanwezigheid van de advocaat van verzoekster. De Raad is dan ook van oordeel dat deze verklaringen ten tijde van de uitspraak van de Raad bij verzoekster bekend waren of in elk geval redelijkerwijs bekend konden zijn. Dit

proces-verbaal voldoet dus niet aan het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, onder b. Ditzelfde geldt voor de overige door verzoekster overgelegde stukken.

4. Het vorenstaande betekent dat het verzoek moet worden afgewezen.

5.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5.2. In het kader van een verzoek om toepassing van artikel 8:88 van de Awb bestaat voorts geen ruimte om te beslissen over een verzoek om schadevergoeding. Verzoekster kan zich desgewenst tot het Uwv wenden met een dergelijk verzoek.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2012.

(get.) T. Hoogenboom.

(get.) L. van Eijndthoven.

IvR