Home

Centrale Raad van Beroep, 13-12-2011, BU8167, 10/5749 WWB + 10/5750 WWB

Centrale Raad van Beroep, 13-12-2011, BU8167, 10/5749 WWB + 10/5750 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 december 2011
Datum publicatie
15 december 2011
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BU8167
Zaaknummer
10/5749 WWB + 10/5750 WWB

Inhoudsindicatie

Terugvordering bijstandsuitkering. Intrekkingsbesluit staat in rechte vast. Geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het College geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien.

Uitspraak

10/5749 WWB

10/5750 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant] en [Appellante], wonende te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 september 2010, 10-2672 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellanten

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem (hierna: College)

Datum uitspraak: 13 december 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2011. Daarbij is appellant in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Wernik. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich, zoals voorafgaand is bericht, niet laten vertegenwoordigen.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellanten ontvangen sinds 16 juli 2008 bijstand naar de norm voor gehuwden op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) .

1.2. Bij besluit van 16 maart 2009 heeft het College het recht op bijstand van appellanten met ingang van 17 maart 2009 beëindigd. Voorts is de bijstand van appellanten met ingang van 6 oktober 2008 ingetrokken. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellanten met ingang van genoemde data over voldoende middelen beschikken om zelf in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Deze middelen bestaan uit inkomsten uit arbeid. Het tegen dat besluit gemaakte bezwaar is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 4 februari 2010. Appellanten hebben geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit.

1.3. Bij besluit van 29 juni 2009 heeft het College de bijstand van appellanten over de periode van 6 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 (nogmaals) ingetrokken en de bijstand over de maand januari 2009 herzien (lees: ingetrokken). Het College heeft de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.300,66 van appellanten teruggevorderd.

1.4. Het College heeft het tegen dat besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 20 april 2010 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat in het besluit van 25 juni 2009 per abuis is opgenomen dat de bijstand over de periode van 6 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 wordt ingetrokken en over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 wordt herzien omdat hierover reeds is beslist bij besluit van 16 maart 2009. Het College heeft met betrekking tot de terugvordering van de bijstand overwogen dat niet gebleken is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van 20 april 2010 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep hebben appellanten niet bestreden dat het beëindigings- en intrekkingsbesluit van 16 maart 2009 in rechte vaststaat. Zij zijn echter van mening dat het terugvorderingsbesluit volledig moet worden beoordeeld. In dat kader hebben zij betoogd dat er nimmer sprake is geweest van inkomsten uit arbeid in de relevante periode, zodat er geen grond is voor de terugvordering van de gemaakte kosten van bijstand.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Nu het onder 1.2 vermelde besluit van 16 maart 2009 in rechte onaantastbaar is geworden, staat vast dat het College bevoegd is de gemaakte kosten van bijstand van appellanten terug te vorderen. In hetgeen appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd heeft de Raad geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het besluit tot terugvordering van de bijstand geen stand kan houden. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd heeft in feite betrekking op de intrekking van de bijstand. De Raad ziet hierin en in de door appellanten genoemde financiële last van de terugvordering geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het College geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien. De Raad wijst er op dat de tenuitvoerlegging van een besluit tot terugvordering zodanig geschiedt dat de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet.

4.2. Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2011.

(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.

(get.) N.M. van Gorkum.

HD