Centrale Raad van Beroep, 15-12-2010, BO7661, 09-4182 ZW
Centrale Raad van Beroep, 15-12-2010, BO7661, 09-4182 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 december 2010
- Datum publicatie
- 17 december 2010
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2010:BO7661
- Zaaknummer
- 09-4182 ZW
Inhoudsindicatie
Geen recht (meer) op ziekengeld. Niet meer ongeschikt geacht voor het verrichten van zijn arbeid. Geen schending hoorplicht. Juiste maatstaf voor zijn arbeid. Het vaststellen van een diagnose, in dit geval het syndroom van asperger, betekent op zich niet dat er sprake is van beperkingen in het kader van het verrichten van arbeid. Uit de beschikbare gegevens is voorts af te leiden dat de bezwaarverzekeringsarts op de hoogte was van de reeds in 2006 door het GGZ gestelde diagnose asperger en daarmee rekening heeft gehouden. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die doet twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit.
Uitspraak
09/4182 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 juni 2009, 08/1060 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft J.E. Eshuis, werkzaam bij JEEJAR te Almelo, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, vergezeld van het rapport van bezwaarverzekeringsarts L.J. Zwemer van
21 september 2009.
Bij brieven van 1 februari 2010 en 4 maart 2010 heeft mr. A.H. Punt-Koopmans, advocaat te Leeuwarden, de gronden nader toegelicht en nieuwe stukken in geding gebracht.
Het Uwv heeft bij brief van 9 april 2010 hierop gereageerd onder overlegging van het rapport van bezwaarverzekeringsarts Zwemer van 19 maart 2010.
Bij brief van 27 oktober 2010 heeft appellant nadere informatie verschaft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Appellant is verschenen met zijn advocaat mr. Punt-Koopmans. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.M.H.A. Swarts.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een weergave van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de overwegingen uit de aangevallen uitspraak.
1.2. In aanvulling daarop merkt de Raad het volgende op.
Bij besluit van 25 februari 2008 is appellant per 3 maart 2008 niet meer ongeschikt geacht voor het verrichten van zijn arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet (ZW) en om die reden is zijn recht op ziekengeld toen beëindigd. Bij besluit op bezwaar, van 29 april 2008 (hierna: bestreden besluit), heeft het Uwv het daartegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
1.3. In de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat niet is komen vast te staan dat appellant op 3 maart 2008, de datum in geding, verdere beperkingen had dan in de periode van 1 juni 2002 tot 1 juni 2005 gedurende welke periode appellant op drie dagen per week werk verrichtte middels de Wet inschakeling werklozen (WIW) bij SW-bedrijf Oostergo te Dokkum (hierna: Oostergo). Daarnaast ging appellant tot ongeveer februari 2005 één dag per week naar school in het kader van zijn opleiding Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) en had hij per week één dag voor studie.
2. Appellant heeft - kort samengevat - aangevoerd dat sprake is van schending van de hoorplicht, dat het Uwv een onjuiste maatstaf voor zijn arbeid heeft gehanteerd en dat hij per 3 maart 2008 niet in staat was zijn arbeid te verrichten en heeft in dat kader naar voren gebracht dat de diagnose asperger is gesteld.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Vastgesteld kan worden dat appellant bij brieven van 20 maart 2008 en 4 april 2008 door het Uwv is uitgenodigd voor een hoorzitting, waarbij is aangegeven dat hij zal worden gehoord door de bezwaarverzekeringsarts. Tevens is daarin vermeld dat appellant er rekening mee dient te houden dat hij tijdens of na de hoorzitting medisch kan worden onderzocht. Appellant mocht zich tijdens de hoorzitting laten bijstaan door een gemachtigde en van hetgeen is besproken tijdens de hoorzitting/het spreekuur is verslag opgemaakt door de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 28 april 2008. Met de rechtbank en onder verwijzing naar zijn uitspraak van 18 juli 2007, LJN BB0041, is de Raad van oordeel dat aldus geen sprake is van schending van de hoorplicht.
3.2. In het bestreden besluit - zoals nader toegelicht ter zitting - heeft het Uwv als maatstaf voor de arbeid die appellant heeft verricht als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de ZW aangemerkt het laatstelijk verrichte werk, te weten het werk op de
leer- en stagewerkplek via de WIW bij Oostergo gedurende drie dagen (24 uur) per week. Gelet op de beschikbare informatie acht de Raad geen grond aanwezig dit standpunt van het Uwv voor onjuist te moeten houden.
3.3. De Raad ziet evenmin aanleiding hetgeen de bezwaarverzekeringsarts, wat de medische aspecten betreft, heeft vermeld in haar rapporten voor onjuist te houden. De Raad onderschrijft de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts waarin zij aangeeft dat niet aannemelijk is dat appellant op 3 maart 2008 vanwege medisch objectiveerbare beperkingen niet in staat was zijn arbeid te verrichten. Het vaststellen van een diagnose, in dit geval het syndroom van asperger, betekent op zich niet dat er sprake is van beperkingen in het kader van het verrichten van arbeid. Uit de beschikbare gegevens is voorts af te leiden dat de bezwaarverzekeringsarts op de hoogte was van de reeds in 2006 door het GGZ gestelde diagnose asperger en daarmee rekening heeft gehouden. De Raad stelt vast dat appellant geen medische informatie heeft overgelegd die doet twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De overwegingen in de aangevallen uitspraak met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit acht de Raad juist en hij neemt deze geheel over. Appellant was mitsdien naar het oordeel van de Raad in staat zijn arbeid te verrichten per 3 maart 2008. Hieraan doet niet af dat hij in februari 2008 de opleiding via het SPW heeft moeten staken vanwege het feit dat het opleidingsniveau te hoog was.
3.4. Uit de overwegingen 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep geen doel treft, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.A.H. Schifferstein als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) T.J. van der Torn.
NK