Home

Centrale Raad van Beroep, 14-12-2007, BC1456, 06-9 WAJONG

Centrale Raad van Beroep, 14-12-2007, BC1456, 06-9 WAJONG

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
14 december 2007
Datum publicatie
8 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2007:BC1456
Zaaknummer
06-9 WAJONG

Inhoudsindicatie

Herziening Wajong-uitkering. Wijziging maatman wegens verkregen nieuwe bekwaamheden? Het op niveau en actueel houden van kennis leidt niet tot het verkrijgen van nieuwe bekwaamheden. Afwijzing schadevergoeding.

Uitspraak

06/9 WAJONG

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante],

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 november 2005, 04/2761 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 14 december 2007

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.A.M.M. Verspagen, werkzaam bij Utrechtse Juristen Groep B.V., te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. L. Stové, werkzaam bij voormelde Utrechtse Juristen Groep. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.J.H. Maas.

II. OVERWEGINGEN

Bij besluit van 19 maart 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) per 1 januari 2004 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.

Bij besluit van 17 mei 2004 heeft het Uwv de uitkering per 1 mei 2004 ongewijzigd voortgezet.

Bij besluit van 11 augustus 2004 heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 19 maart 2004 en 17 mei 2004 ongegrond verklaard en het door appellante gedane verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Appellante heeft tegen het besluit van 11 augustus 2004 beroep ingesteld. Naar haar opvatting is het besluit van 11 augustus 2004 gebaseerd op een onjuiste maatman en een onjuist maatmaninkomen.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante op de in de uitspraak weergegeven overwegingen ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij op 1 augustus 2001 in dienst is getreden bij [werkgever] als P&O-adviseur voor 20 uren per week. Naar haar stelling kreeg zij op dat moment geen salaris dat paste bij een functie op HBO-niveau. Naar appellante heeft uiteengezet was zij feitelijk – omdat haar werkgever geen ervaring had met een P&O-functionaris – eerst werkzaam op MBO-niveau. Appellante heeft haar werkzaamheden stap voor stap uitgebreid en de door haar vervulde functie gebracht op HBO-niveau. Haar salaris is op 1 januari 2004 aan dit niveau aangepast.

Appellante acht het onjuist en onredelijk dat het Uwv per 1 januari 2004 geen aanleiding heeft gezien om tot een wisseling van de maatman over te gaan. Dit leidt naar de mening van appellante tot de ongelukkige situatie dat als gevolg van een door haar zelf gerealiseerde uitbreiding van haar werkzaamheden en de hiermee gepaard gaande loonstijging haar uitkering een klasse zakt.

De Raad overweegt als volgt.

Tussen partijen staat vast dat de maatman van appellante laatstelijk is vastgesteld per het moment dat appellante in dienst is getreden bij [werkgever]

De wetgever heeft in artikel 8, tweede lid, van de Wajong het mogelijk gemaakt dat wijziging van de maatman plaatsvindt. Hiertoe is bepaald dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, zoveel doenlijk, rekening wordt gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden.

Naar het oordeel van de Raad is er in dit geval geen sprake van dat appellante nieuwe bekwaamheden heeft verkregen.

Met de bekwaamheden die zij bij aanvang van het dienstverband bezat heeft zij kans gezien haar functie – en de daarbij behorende verdiensten – op een hoger niveau te brengen.

De omstandigheid dat appellante na de aanvang van het dienstverband met [werkgever] een aantal cursussen en seminars heeft gevolgd leidt niet tot een ander oordeel. Het op niveau en actueel houden van kennis leidt niet tot het verkrijgen van nieuwe bekwaamheden.

Het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Wajong biedt in het geval van appellante dan ook niet de mogelijkheid om over te gaan tot de door haar verzochte maatmanwisseling.

Het standpunt van appellante dat een en ander leidt tot een onredelijke uitkomst brengt de Raad niet tot een ander oordeel. In artikel 11 van de Wet Algemene Bepalingen is neergelegd dat de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet mag beoordelen.

Het beroep van appellante op de uitspraak van de Raad van 13 augustus 2002, LJN AE7560, treft geen doel reeds omdat de in die uitspraak bedoelde situatie – het verdiende inkomen maakt een zodanige ontwikkeling door dat de beloning uitstijgt boven het loon dat werd verdiend voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid – zich in het geval van appellante niet voordoet.

Het hoger beroep treft mitsdien geen doel en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 december 2007.

(get.) J. Janssen.

(get.) M. Gunter.

JL