Home

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2003, AO0764, 03/5466 NABW-VV, 03/5467 NABW-VV

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2003, AO0764, 03/5466 NABW-VV, 03/5467 NABW-VV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 december 2003
Datum publicatie
8 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2003:AO0764
Zaaknummer
03/5466 NABW-VV, 03/5467 NABW-VV
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:81

Inhoudsindicatie

Voorlopige voorziening is niet bedoeld de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen.

Uitspraak

03/5466 NABW-VV

03/5467 NABW-VV

U I T S P R A A K

van

DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP

inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verzoeker,

en

[gedaagde 1] en [gedaagde 2], beiden wonende te [woonplaats], gedaagden.

I. INLEIDING

Verzoeker heeft op de in het beroepschrift vervatte gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 oktober 2003 tussen partijen gewezen uitspraak, reg. nr. 02/3726 NABW, waarnaar hierbij wordt verwezen. In het dezelfde schrijven is verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 november 2003, waar verzoeker zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. B.T.M. Zuiderhoek, werkzaam bij de gemeente Eindhoven, en gedaagde door mr. G.M. de Winther-Meijers, advocaat te Eindhoven.

II. MOTIVERING

Bij besluit van 19 juli 1996 heeft verzoeker gedaagden een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend naar de norm voor gehuwden.

Bij besluit van 26 juli 2002 heeft verzoeker genoemd toekenningsbesluit herzien (lees: ingetrokken) over de periode van

31 augustus 2001 tot en met 4 oktober 2001 op de grond dat zij onjuiste of niet volledige informatie hebben verstrekt die van invloed is op hun uitkering. Het betreft informatie over het telen van hennep in een schuur/berging bij de woning van gedaagden. Voorts heeft verzoeker de kosten van bijstand over die periode tot een bedrag van € 1.434,15 van gedaagden teruggevorderd. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 12 november 2002 ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten - het tegen het besluit van 12 november 2002 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en gedaagde opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Naar aanleiding van het thans gedane verzoek om een voorlopige voorziening overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als omschreven in artikel 18 van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Hetgeen in het beroepschrift is gesteld levert geen grond om te oordelen dat er sprake is van een spoedeisend belang, dit mede gelet op het feit dat het besluit van 12 november 2002 intrekking en terugvordering van bijstand over een korte periode in het verleden betreft.

Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker desgevraagd meegedeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan om op korte termijn een beslissing in de hoofdzaak te verkrijgen, mede gezien het grote aantal zaken van bijstandontvangende hennepkwekers in de gemeente Eindhoven.

De mogelijkheid hangende (hoger) beroep een verzoek om voorlopige voorziening te doen is evenwel niet bedoeld door middel van de zogenoemde "kortsluiting" de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Indien van enig spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening voorafgaand aan de uitspraak geen sprake is, is daarin een grond gelegen om geen gebruik te maken van de in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak en het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.

In de onderhavige zaak is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook te worden afgewezen.

De voorzieningenrechter acht ten slotte termen aanwezig om verzoeker te veroordelen in de proceskosten van gedaagden. Deze kosten worden begroot op € 322,--, voor verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,

Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af;

Veroordeelt verzoeker in de proceskosten van gedaagden tot een bedrag groot € 322,--, te betalen door de gemeente Eindhoven.

Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2003.

(get.) G.A.J. van den Hurk

(get.) P.E. Broekman