Home

Centrale Raad van Beroep, 30-10-2003, AN7562, 01/3701 AW

Centrale Raad van Beroep, 30-10-2003, AN7562, 01/3701 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
30 oktober 2003
Datum publicatie
11 november 2003
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2003:AN7562
Zaaknummer
01/3701 AW

Inhoudsindicatie

Een salarisspecificatie is, voorzover uit die specificatie blijkt dat bij de periodieke betaling een wijziging optreedt ten opzichte van de vorige salarisbetaling, een besluit waartegen door de betrokken ambtenaar bezwaar en beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

01/3701 AW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[Appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

het Dagelijks Bestuur van de Streekmuziekschool Noord-Overijssel, gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Namens appellante is op de daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 28 mei 2001, nr. AWB 99/11673, waarnaar hierbij wordt verwezen.

Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.

Desgevraagd zijn namens gedaagde schriftelijke inlichtingen verstrekt.

Het geding is behandeld ter zitting van 18 september 2003, waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. G.F. Kortooms, werkzaam bij de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars-Vereniging. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.C.C. Balke, werkzaam bij Capra, en J. Steendam, werkzaam bij de gemeente Hardenberg.

II. MOTIVERING

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.

1.1. Appellante was werkzaam als [naam functie] in een deeltijdaanstelling bij de Streekmuziekschool Noord-Overijssel. Naar aanleiding van de door haar ontvangen salarisspecificatie van september 1998, waaruit bleek dat zij over die maand aanzienlijk minder salaris ontving dan over de voorafgaande maanden, is namens appellante bij brief van 12 oktober 1998 aan gedaagde verzocht om een voor beroep vatbaar besluit opdat appellante tegen de salarisverlaging bezwaar zou kunnen maken.

1.2. Bij brief van 9 april 1999 is namens appellante bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een voor beroep vatbaar besluit. Gedaagde heeft dit bezwaar bij besluit van 25 november 1999 niet-ontvankelijk verklaard.

2. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 mei 2001, onder meer, het tegen het besluit van 25 november 1999 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd met overwegingen en beslissingen ten aanzien van vergoeding van proceskosten en griffierecht en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voorzover het gaat om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de (fictieve weigering van de) beslissing tot salarisverlaging.

Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de brief van gedaagde aan appellante van 4 november 1998, waarin een specificatie van de berekening van de fictieve uren van appellante wordt verstrekt, als voor beroep vatbaar besluit dient te worden aangemerkt en geoordeeld dat, uitgaande van de datum 4 november 1998, het bezwaarschrift van 9 april 1999 ruimschoots te laat is ingediend en dat dit voor rekening en risico van appellante dient te blijven.

3.1. In hoger beroep is namens appellante, in hoofdzaak, aangevoerd dat zij ten onrechte niet in haar bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om een voor beroep vatbare beslissing is ontvangen. In reactie op het verweerschrift is hier door appellantes gemachtigde ter zitting van de Raad nog aan toegevoegd dat zijn brief van 12 oktober 1998 had moeten worden aangemerkt als bezwaarschrift gericht tegen de salarisspecificatie van september 1998 en dat gedaagde niet op dit bezwaar heeft beslist.

3.2. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat de brief van appellantes gemachtigde van 12 oktober 1998 geen bezwaarschrift is. Hij acht zijn eigen brief van 12 oktober 1998 waarin een toelichting is gegeven op de verlaging van appellantes salaris per september 1998 - welke brief de brief van appellantes gemachtigde van 12 oktober 1998 heeft gekruist - een voor beroep vatbaar besluit en de door hem, in antwoord op een brief van 30 oktober 1998 van de gemachtigde van appellante waarin op een specificatie van de garantie-uren wordt verzocht, geschreven brief van

4 november 1998 het besluit op bezwaar.

Subsidiair stelt gedaagde zich op het standpunt dat het oordeel van de rechtbank dient te worden gevolgd.

4. De Raad stelt vast dat appellante zich met name ertegen verzet dat de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voorzover het gaat om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de (fictieve weigering van de) beslissing tot salarisverlaging.

Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.

4.1. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraken van 22 april 1999, TAR 1999, 94 en 24 juni 1999, TAR 1999, 123, nader gepreciseerd in de uitspraak van 24 mei 2002, TAR 2003, 6, is een salarisspecificatie, voorzover uit die specificatie blijkt dat bij de periodieke betaling een wijziging optreedt ten opzichte van de vorige salarisbetaling, een besluit waartegen door de betrokken ambtenaar bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Vaststaat dat de specificatie van de salarisbetaling aan appellante van september 1998 een wijziging ten opzichte van de salarisbetaling van augustus 1998 vermeldt. Deze salarisspecificatie is in zoverre dan ook een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Gelet hierop kan het standpunt van gedaagde niet worden gevolgd dat zijn brief van 12 oktober 1998 als het voor beroep vatbare besluit moet worden beschouwd noch het oordeel van de rechtbank dat de brief van 4 november 1998 als het voor bezwaar en beroep vatbare besluit dient te worden aangemerkt.

4.2. De Raad is van oordeel dat de brief van appellantes gemachtigde van 12 oktober 1998 als bezwaarschrift tegen de salarisspecificatie van september 1998 dient te worden aangemerkt. Deze brief heeft onmiskenbaar de strekking dat appellante het niet eens is met de salarisverlaging en daartegen bezwaar maakt. Gedaagde had op dit bezwaar dienen te beslissen. In de brief van gedaagde aan appellante van 4 november 1998 kan de Raad geen besluit op dit bezwaar ontwaren, zodat moet worden geconcludeerd dat gedaagde niet op appellantes bezwaar tegen de salarisverlaging heeft beslist.

4.3. Voorts volgt uit hetgeen onder 4.2. is overwogen ten aanzien van de brief van appellantes gemachtigde van 12 oktober 1998 dat, anders de rechtbank heeft vastgesteld, de brief van de gemachtigde van appellante van 9 april 1999 niet een bezwaarschrift tegen de brief van gedaagde van 4 november 1998 is. Naar het oordeel van de Raad is de brief van 9 april 1999 een beroepschrift tegen de fictieve weigering een besluit te nemen op het bezwaarschrift van 12 oktober 1998. Gedaagde had de brief van 9 april 1999 dan ook als beroepschrift moeten doorzenden naar de rechtbank.

5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 november 1999 ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring van appellantes bezwaar in stand blijven, te worden vernietigd. Gedaagde dient alsnog op het bezwaarschrift van 12 oktober 1998 te beslissen.

5. In het vorenstaande vindt de Raad aanleiding gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 688,-.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten;

Bepaalt dat gedaagde alsnog op het bezwaarschrift van 12 oktober 1998 beslist;

Veroordeelt de Streekmuziekschool Noord-Overijssel in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 688,-;

Bepaalt dat de Streekmuziekschool Noord-Overijssel aan appellante het door haar in hoger beroep betaalde griffierecht van € 154,29 (voorheen f 340,-) vergoedt.

Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2003.

(get.) T. Hoogenboom.

(get.) M. Pijper.