Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17-07-2015, ECLI:NL:CBB:2015:256, AWB 13/927

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17-07-2015, ECLI:NL:CBB:2015:256, AWB 13/927

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
17 juli 2015
Datum publicatie
30 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:CBB:2015:256
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 13/927
Relevante informatie
Wet handhaving consumentenbescherming [Tekst geldig vanaf 01-03-2025 tot 28-06-2025]

Inhoudsindicatie

Bestuurlijke boete, door AFM opgelegd aan rechtspersoon en natuurlijke persoon (bestuurder rechtspersoon) wegens overtreden van artikel 6 van de Colportagewet.

Feitelijke leidinggeven, hoogte boete, draagkracht

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 13/927

8101

1. [naam 1] B.V. te [plaats 1] , appellante, en 2. [naam 2], te [plaats 1] , appellant

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013, kenmerk ROT 12/5084 en ROT 12/5085, in de gedingen tussen

appellanten

ende Stichting Autoriteit Financiële Markten, te Amsterdam (AFM)

(gemachtigde: mr. N. Boonstra).

Procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:7979).

AFM heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015. Appellante sub 1 heeft zich laten vertegenwoordigen door appellant sub 2, die ter zitting is verschenen, bijgestaan door [naam 3] . AFM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en J. de Wolf.

Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde AFM in de gelegenheid te stellen de huidige financiële draagkracht van appellanten te beoordelen. Appellanten zijn verzocht het daartoe bestemde formulier in te vullen en dit vergezeld van de nodige bewijsstukken toe te zenden aan AFM.

Bij brief van 2 april 2015, met bijlagen, heeft AFM het College van haar bevindingen in kennis gesteld. Bij brief van 7 april 2015 hebben appellanten een reactie gegeven op de brief van AFM van 2 april 2015.

Nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven heeft het College bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Appellante sub 1 voerde ten tijde van belang statutair de naam [naam 5] B.V. ( [naam 5] ). Appellant sub 2 is sinds 22 december 2006 enig bestuurder van [naam 5] . Aan [naam 5] is per 26 oktober 2007 een vergunning afgegeven voor onder meer het bemiddelen in consumptief krediet. Sinds die periode heeft [naam 5] bemiddeld in kredieten in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), waarbij [naam 5] leads heeft afgenomen via verschillende leadgeneratoren. Naast een vestiging in [plaats 1] had [naam 5] in de periode van 8 september 2009 tot en met 7 december 2010 een vestiging in [plaats 2] . Per 1 januari 2011 heeft [naam 5] de kredietportefeuille verkocht aan De Financiële Makelaar (DFM).

1.3

In april 2010 is de AFM een onderzoek gestart, aanvankelijk in het kader van het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wft, vanaf mei 2010 in het kader van het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) en de Colportagewet. Daartoe heeft AFM informatie opgevraagd bij appellant sub 2 en [naam 5] . Tevens hebben twee toezichthouders van AFM op 27 oktober 2010 een bezoek gebracht aan het kantoor van [naam 5] te [plaats 1] en is appellant sub 2 gehoord. Op grond van de resultaten van het onderzoek heeft AFM geconstateerd dat [naam 5] artikel 6 van de Colportagewet heeft overtreden. Bij afzonderlijke brieven van 14 maart 2012 heeft AFM beide appellanten ervan in kennis gesteld dat zij voornemens is ieder een boete op te leggen.

1.4

Bij besluit van 12 juni 2012 (primair besluit 1) heeft AFM appellante sub 1 een boete opgelegd van € 30.000,- wegens overtreding van artikel 6 van de Colportagewet. Het besluit is gebaseerd op de constatering dat [naam 5] in de periode van 30 september 2009 tot en met 3 december 2010 door het afleggen van persoonlijke bezoeken getracht heeft consumenten ertoe te bewegen een kredietovereenkomst af te sluiten, waarbij het initiatief tot de persoonlijke bezoeken overwegend bij [naam 5] lag en niet bij de consumenten. Tevens heeft AFM besloten tot publicatie van de boete.

1.5

Bij besluit van eveneens 12 juni 2012 (primair besluit 2) heeft AFM appellant sub 2 een boete opgelegd van € 30.000,- . Het besluit is gebaseerd op de grondslag dat appellant sub 2 als bestuurder van [naam 5] feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [naam 5] in de periode van 30 september 2009 tot en met 3 december 2010 gepleegde overtreding van artikel 6 van de Colportagewet. Tevens heeft AFM besloten tot publicatie van de boete.

1.6

Bij besluit van 15 oktober 2012 (bestreden besluit 1) heeft AFM, voor zover voor het hoger beroep van belang, het bezwaar van appellante sub 1 tegen primair besluit 1 ongegrond verklaard.

1.7

Bij besluit van eveneens 15 oktober 2012 (bestreden besluit 2) heeft AFM, voor zover voor het hoger beroep van belang, het bezwaar van appellant sub 2 tegen primair besluit 2 ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2.1

De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing