Home

Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten

Geldig van 1 juli 2012 tot 1 oktober 2024
Geldig van 1 juli 2012 tot 1 oktober 2024

Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 16-03-2013 tot 01-10-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 23 december 2011, nr. 5719688/11/6;

Gelet op artikel 96, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 januari 2012, nr. W03.11.0544/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 20 maart 2012, nr. 5727048/12/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op een uit overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. Indien de verbintenis strekt tot vergoeding van schade, is dit besluit daarop alleen van toepassing voor zover deze verbintenis is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of voor zover de in de eerste zin bedoelde verbintenis tot betaling van een geldsom is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 87 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

1.

De vergoeding voor kosten als bedoeld in artikel 96 lid 2, onder c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, bedraagt:

15% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de eerste € 2500 van de vordering;

10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 2500 van de vordering;

5% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 5000 van de vordering;

1% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 190.000 van de vordering;

0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6775.

2.

De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt ten minste € 40.

3.

De vergoeding wordt verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, indien de schuldeiser voor de verkrijging van voldoening buiten rechte gebruik maakt van een dienst als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 ter zake waarvan op grond van die wet omzetbelasting is verschuldigd en de schuldeiser de hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en zulks nadrukkelijk verklaart en verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd.

Artikel 3

Dit besluit is niet van toepassing op vorderingen in de voldoening waarvan de schuldenaar vóór het tijdstip van het in werking treden van dit besluit in verzuim is.

Artikel 4

Artikel 5