Home

Besluit Participatiewet

Geldig vanaf 1 oktober 2023
Geldig vanaf 1 oktober 2023

Besluit Participatiewet

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-10-2023]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juli 2006, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/06/54989;

Gelet op de artikelen 40, eerste lid, 69, tweede en derde lid, 70, tweede en derde lid, 73, derde lid, en 74, derde lid, van de Wet werk en bijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 13 juli 2006, nr. W12.06.0264/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 augustus 2006, nr. W&B/SFI/06/62412;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. wet: Participatiewet;

  2. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  3. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  4. Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  5. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet, inclusief een uitkering voor de lasten van de door het college toegekende algemene bijstand aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Bbz 2004;

  6. gemeentelijke uitkeringslasten op grond van de PW: de lasten in het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende algemene bijstand op grond van de wet, met uitzondering van de algemene bijstand ten behoeve van zelfstandigen, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 18 jaar tot de pensioensgerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  7. gemeentelijke netto uitgaven aan loonkostensubsidies op grond van de PW: de netto uitgaven in het jaar, voorafgaand aan het jaar waarover de loonkostensubsidie wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college verstrekte loonkostensubsidies op grond van de Participatiewet;

  8. gemeentelijke lasten op grond van de IOAW: de lasten in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende uitkeringen voor uitkeringen op grond van de IOAW, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 18 jaar tot de pensioensgerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  9. gemeentelijke lasten op grond van de IOAZ: de lasten in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende uitkeringen voor uitkeringen op grond van de IOAZ, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 18 jaar tot de pensioensgerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  10. gemeentelijke lasten op grond van het Bbz 2004: de lasten in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, volgens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, in verband met de door het college toegekende algemene bijstand verleend aan zelfstandigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Bbz 2004, vermenigvuldigd met het aantal huishoudens waarvan de referentiepersoon tot de leeftijdscategorie van 18 jaar tot de pensioensgerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet behoort, in de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld, gedeeld door het aantal dergelijke huishoudens in de gemeente op 1 januari van het jaar twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  11. toetsingscommissie: de toetsingscommissie vangnet Participatiewet, bedoeld in artikel 73 van de wet;

  12. netto-lasten: de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand, uitkeringen en verstrekte loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet;

  13. gemeentelijke netto uitgaven voor uitkeringen aan dak- en thuislozen en instellingsbewoners: de netto uitgaven van een gemeente aan algemene bijstand voor dak-, thuis- en adreslozen en elders verzorgden, welke worden ontleend aan het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  14. totale gemeentelijke netto uitgaven aan uitkeringen Pw, IOAW, IOAZ en Bbz 2004: de totale netto uitgaven aan uitkeringen op grond van de wet, de IOAW, IOAZ en Bbz 2004, welke worden ontleend aan het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in het jaar, twee jaar voorafgaand aan het jaar waarover de uitkering wordt vastgesteld;

  15. vergunninghouder: vergunninghouder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Huisvestingswet 2014;

  16. beschikbare macrobudget: het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de wet, verminderd met het bedrag dat in dat uitkeringsjaar beschikbaar wordt gesteld voor de vangnetuitkering voor zover dat bedrag niet op grond van artikel 74, tweede lid, van de wet is vastgesteld.

Werkdeel

§ 2. Uitkering

Artikel 2. Vaststelling aantal inwoners

Artikel 3. Berekening uitkering gemeente

Artikel 4 [Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 5 [Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 6. Objectief verdeelmodel en macrobudget

Artikel 7. Termijnen verantwoordingsinformatie

Artikel 8. Gemeenschappelijke regelingen

Artikel 8a [Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 8b. Voorschot uitkering wegens kosten in de jaren 2016 en 2017 ten behoeve van vergunninghouders

§ 3. Vangnetuitkering

Artikel 9. Toetsingscommissie

Artikel 9a. Berekening in aanmerking komende netto lasten

Artikel 10. Vangnetuitkering

Artikel 10a. Overgangsrecht vangnetuitkering 2017 en 2018

Artikel 10b [Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 10c [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10d [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 10e [Vervallen per 01-01-2015]

§ 4. Overige en slotbepalingen

Artikel 11. : Niet-ingeschrevenen

Artikel 11a [Vervallen per 01-01-2010]

Artikel 12*. Grondslagwijziging

Artikel 12. Het Besluit uitkeringen gemeenten IOAW en IOAZ

Artikel 13. Intrekking Besluit WWB

Artikel 13a

Artikel 14. Inwerkingtreding

Artikel 15. Citeertitel

Bijlage behorende bij artikel 6 van het Besluit Participatiewet