Home

Besluit vervallen causaliteit en voortzetting voorzieningen wetten voor oorlogsgetroffenen

Geldig vanaf 30 juni 2004
Geldig vanaf 30 juni 2004

Besluit vervallen causaliteit en voortzetting voorzieningen wetten voor oorlogsgetroffenen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 30-06-2004]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 mei 2004, kenmerk OHW-U-2475721;

Gelet op artikel 11a, tweede en derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 3, zevende en achtste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 15, tweede en derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, artikel 21a, tweede en derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 33a, eerste en tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

De Raad van State gehoord (advies van 25 mei 2004, nummer W13.04.0169/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 juni 2004, kenmerk OHW-U-2486973;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

1.

Het vervallen van de causaliteitseis, bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 3, zevende lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers en artikel 15, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, heeft betrekking op:

  1. de vergoeding van de kosten van maximaal 4 uur huishoudelijke hulp per week;

  2. de vergoeding van de kosten van het vervoer voor het onderhouden van sociale contacten.

2.

De vergoeding, genoemd in het eerste lid, wordt alleen toegekend indien hiertoe een medische noodzaak bestaat en de gerechtigde de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt.

Artikel 2

1.

Het vervallen van de causaliteitseis, bedoeld in artikel 21a, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 33a, eerste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, heeft betrekking op:

  1. de vergoeding van of de tegemoetkoming in de kosten van maximaal 4 uur huishoudelijke hulp per week;

  2. de vergoeding van de kosten van het vervoer voor het onderhouden van sociale contacten;

  3. de vergoeding van de kosten van extra vakantie;

  4. de tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer.

2.

De vergoeding of de tegemoetkoming, genoemd in het eerste lid, wordt alleen toegekend indien hiertoe een medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid bestaat en de gerechtigde de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt.

Artikel 3

1.

De voortzetting, bedoeld in artikel 11a, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 3, achtste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 15, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, artikel 21a, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 33a, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, heeft betrekking op de door de overleden partner gedurende een jaar voor het overlijden ontvangen:

  1. vergoeding van of tegemoetkoming in de autokosten;

  2. vergoeding van of tegemoetkoming in de kosten van vervoer voor het onderhouden van sociale contacten;

  3. vergoeding van of tegemoetkoming in de telefoonkosten;

  4. tegemoetkoming in de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer;

  5. vergoeding van of tegemoetkoming in de kosten voor huishoudelijke hulp;

  6. vergoeding van of tegemoetkoming in de huurkosten;

  7. vergoeding als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 32, vierde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

2.

De in het eerste lid, onder a tot en met g, genoemde vergoeding of tegemoetkoming wordt ook voortgezet indien de toekenning daarvan met terugwerkende kracht over het jaar voorafgaand aan het overlijden van de partner heeft plaatsgevonden en er gedurende dat jaar ter zake daadwerkelijk kosten zijn gemaakt.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6