Home

Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken

Geldig vanaf 1 juli 2021
Geldig vanaf 1 juli 2021

Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-07-2021]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de totstandkoming van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht het nodig maakt wettelijke regels op te stellen voor de verstrekking van subsidies door Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goed vinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «Onze Minister»: Onze Minister van Buitenlandse Zaken of Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 2

Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van:

  1. het bevorderen van de internationale rechtsorde;

  2. het bevorderen van vrede en veiligheid;

  3. het behartigen van politieke belangen in het buitenland;

  4. het bevorderen van ontwikkelings- en transitieprocessen in andere landen;

  5. het behartigen van sociale, culturele en economische belangen in het buitenland;

  6. het voorlichten op het terrein van het buitenlands beleid en het bevorderen van mondiale bewustwording in Nederland;

  7. het bevorderen van onderzoek en advisering ter ondersteuning van het buitenlands beleid;

  8. het lenigen van menselijke noden ten gevolge van crises;

  9. het bevorderen van de internationale economische betrekkingen en

  10. het bevorderen van het welzijn van het personeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 3

1.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor die verstrekking vastgesteld.

2.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:

  1. de vaststelling van een subsidieplafond;

  2. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  3. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

  4. de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieverlening;

  5. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

  6. de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de rapportage over toepassing van de subsidie;

  7. de vaststelling van de subsidie;

  8. de betaling van de subsidie en de eventuele verlening van voorschotten;

  9. de rapportage over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies in de praktijk en

  10. overige onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van deze wet.

3.

In aanvulling op het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid kan de verstrekking van subsidie afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan beoordelingsmaatstaven, niet strekkende tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, met betrekking tot:

  1. het beloningsbeleid van de subsidieaanvrager,

  2. het integriteitsbeleid van de subsidieaanvrager,

  3. de naleving van algemeen gangbare normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door de subsidieaanvrager,

  4. de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager,

  5. de positie van vrouwen,

  6. de gevolgen voor het milieu,

  7. de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van mensen en

  8. overige uit oogpunt van algemeen belang bij algemene maatregel van bestuur geregelde beoordelingsmaatstaven.

4.

Aan de subsidie kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de bij of krachtens deze wet geregelde beoordelingsmaatstaven.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6a

Artikel 7

Artikel 8