In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
rechterlijke ambtenaren: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
salaris: het bedrag waarop de rechterlijk ambtenaar in verband met het vervullen van een ambt, met inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 7, 9, eerste en derde lid, en 13 tot en met 16 van deze wet bepaalde, aanspraak heeft;
bezoldiging: het salaris van de rechterlijk ambtenaar, vermeerderd met een periodieke schadeloosstelling of geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 46 van deze wet, en met de toelagen, die in de op deze wet berustende regelgeving zijn aangewezen als tot de bezoldiging behorende toelagen, waarop hij aanspraak heeft;
ambt: de door de rechterlijk ambtenaar te vervullen functie;
burgerlijke rijksambtenaren: degenen die door het Rijk zijn aangesteld om in burgerlijke openbare dienst werkzaam te zijn.